Deze maand

Johannes van der Sluis

Vóór de Notre-Dame zit een corpulente zwerver met een grote grijze baard op een troon van matrassen. Hij draagt een zwarte hoodie en heeft een blauwe badhanddoek over zijn schoot. Voor hem een rood troontje met zijn witte keeshondje. Een look-alike van Victor Hugo; de ironie van de realiteit is soms onnavolgbaar. De groene boekenstalletjes zijn gesloten, het is regenachtig. Bij de bushalte op de Place Saint-Michel leest een zwartharig meisje in een rode jas Allards La cité du rire, politique et dérision dans l’Athènes classique. Ik moet aan Bastiaan Bommeljé denken. Even verderop zwachtelt een vrouw zich in haar zalmroze badhanddoek, alleen de roze sportschoenen zijn te zien. Als ik een charlatan-kunstenaar was als Christo zou ik de mensen inpakken.

Een grote Poolse boekwinkel op de Boulevard Saint-Germain. Na het beeld van Apollinaire schuin tegenover Les Deux Magots de Tour Montparnasse; schoonheid en lelijkheid wisselen elkaar af, lopen door elkaar heen. Bij de kiosk een aanplakbiljet van Le Point. ‘L’affaire Delon – Histoire d’une femme bafouée’. Twee lachende hoofden van vermoedelijk een oude Delon en een Aziatische vrouw. Geen idee wat ‘bafouée’ is, maar geluk, daar lusten de honden geen brood van; iedereen wil lezen over andere miserabele levens, dat houdt ons op de been. Rechts ernaast een aanplakbiljet van het maandblad Service Littéraire met aandacht voor Raymond Radiguet: ‘Un météore nommé désir’, een heerlijke zwart-witfoto eronder van een getormenteerde (?), obsessieve (?) auteur met een strikje en de handen over elkaar die een schaduw werpt. Zijn honderdste geboortedag wordt gevierd. Later zal ik lezen dat hij als jongeling een relatie kreeg met de 24 jaar oudere Engelse schrijfster en journaliste Beatrice Hastings. Onder het pseudoniem Rajiky schreef hij sprookjes voor de krant. Op twintigjarige leeftijd verscheen zijn roman Van de liefde bezeten (Le Diable au corps), dat opzien baarde, vanwege zijn leeftijd en de explosieve inhoud. Niet lang daarna overleed hij aan buiktyfus. Postuum verscheen Het bal van Graaf d’Orgel. Alleen nog antiquarisch verkrijgbaar. Nieuwe vertalingen? Marc Vleugels?

Een man op leeftijd met zilveren brilletje en een rode sjaal komt naast me staan en vraagt in het Engels of hij me moet helpen. Ik zeg natuurlijk dat het lukt. Even later heeft hij de man van het stalletje en nog een oudere klant meegenomen. ‘Deze Amerikaan was geïnteresseerd,’ zegt hij vrolijk. Niet om het een of het ander, maar ik corrigeer dat van de Amerikaan en lach verder schaapachtig. Dichter bij het Hollands Maandblad-gevoel kunnen we niet komen: er is altijd iets om je over te verheugen. ‘Dit blad zal vaker verwijzen naar een goed humeur dan naar een slecht,’ zo opende Bert Poll in het voorjaar van 1959 de prospectus waarmee hij de verschijning van het Hollands Weekblad aankondigde, door hem gememoreerd in het voorjaar van 1984 (25 jaar) en 1989 (30 jaar), door Bommeljé in mei 2019 (60 jaar) en anno 2024 (65 jaar!) kan het niet genoeg herhaald worden. Populisme? Vooral slecht humeur.

Enfin, volgende maand: de jubileum-editie! Eerst een ander jubileum: 30 jaar Blauwe maandagen van Arnon Grunberg, medewerker sinds jaar en dag, de roman waarmee hij in mei 1994 als een meteoor de Nederlandse letteren binnenschoot, het boek waar het voor ondergetekende allemaal mee begon. En we memoreren de 100ste sterfdag van Kafka. Naast blauw ook lente in dit nummer. Waar begon het voor ú allemaal mee? – JvdS