Hij draait om zijn as. Zijn wijd uitwaaierend gewaad beschrijft een cirkel waarvan hij het middelpunt is. Eén hand open naar de hemel, de andere naar de grond: hij ontvangt de wijsheid van boven en strooit die als liefde uit over de aarde. Zijn broeders wervelen om hem heen als hemellichamen rond de zon en geven op aarde een voorstelling van een kosmische harmonie.
De eerste warme zonnestralen hoeven de wintergrond maar te raken of ik krijg een onbedwingbare behoefte aan Mahlers eerste symfonie. Er is geen ander stuk muziek dat voor mij zo het ontwaken van de natuur oproept, het aarzelend uitlopen van het eerste groen, om dan los te barsten in een werveling van levensdrift. Als je daarover nadenkt, is het eigenlijk bizar dat we tot in het diepst van onze ziel geraakt kunnen worden door iets wat feitelijk niet meer is dan trillingen, vibraties, frequenties.
Muziek is de abstractste van alle kunsten. Ze heeft weliswaar materie nodig om tot klinken gebracht te worden, maar uit zichzelf is ze onstoffelijk, ze vervliegt na de laatste noot. Muziek kan complexe emoties in één harmonische wending, één melodiebuiging, één slimme instrumentatie vatten, en probeer dan maar eens uit te leggen waarom dat je zo raakt. De Perzische jurist en soefi Abu Hamid al-Ghazali (1058-1111) (ook vertegenwoordigd in de Embassy of the Free Mind-collectie) schrijft prachtig over dat onbestemde, niet in woorden te vatten gevoel. De wonderbaarlijke indruk die muziektonen op de ziel maken, wordt vaak uitgedrukt als een verlangen, schrijft hij, maar degene die het ervaart, kan niet omschrijven waar hij nou precies naar verlangt. Dat is een mysterie, zegt hij. Het is een verlangen als naar het hemels paradijs.
Muziek verbindt ons met onze vroegste geschiedenis. Hoe muziek in vroegere tijden ook geklonken heeft, ze bood troost, vermaak, genot, omkleedde de rites de passage van het leven, en doet dat nog steeds.
Zo’n tweeduizend jaar lang is muziek ook beschouwd als een exacte wetenschap, op één lijn met geometrie, astronomie en wiskunde. Pythagoras’ ontdekking dat consonant klinkende toonsafstanden weer te geven zijn in eenvoudige wiskundige verhoudingen leidde tot de gedachte dat muziek klinkende wiskunde was, klinkende geometrie, een uitdrukking van de verborgen werkelijkheid van getallen die er in Pythagoras’ visie achter de zichtbare werkelijkheid zat. Die muziek was niet bedoeld om tot klinken te worden gebracht, maar moest inzicht verschaffen in de geheimen van kosmos en getal, een sleutel tot de wetten van de natuur.
De zesde-eeuwse filosoof Boëthius, die stelde dat wij van nature verwant zijn aan muziek, onderscheidde drie soorten muziek: musica humana, de muziek van lichaam en ziel; musica instrumentalis, gespeelde en gezongen muziek, en musica mundana, de muziek van hemel en aarde. Van die drie stond de musica instrumentalis het laagst in aanzien, dat was het domein van (laaggeschoolde) uitvoerders. De musica mundana was voer voor filosofen en wetenschappers. De Embassy of the Free Mind heeft twee belangrijke auteurs op dit gebied in de collectie: Robert Fludd en Johannes Kepler.
De Engelse arts en alchemist Robert Fludd (1574-1637) schreef over alles wat een mens in zijn tijd kon weten, inclusief muziek. Hij was amateurmusicus en -componist en wijdde boekdelen aan muziektheorie, maar, geïnspireerd als hij was door het hermetische wereldbeeld, waarin alles met elkaar verbonden is, zag hij muziek ook als een manier om die onderlinge verbondenheid te illustreren. Een van de beroemdste afbeeldingen in zijn werk Utriusque cosmi… historia uit 1617 is een gravure van een monochord, een instrument met één snaar over een klankkast, waarop de schepping, van de aarde tot de hoogste hemel, over twee octaven is afgebeeld. Fludd onderscheidt daarbij drie werelden: de materiële wereld, die de laagste tonen van het lagere octaaf in beslag neemt; de wereld van de zichtbare kosmos (zon, maan, planeten en sterren, het middenregister) en de onzichtbare, hoogste hemel, het hoogste register van het hogere octaaf, de plek waar de engelen zetelen. Onderling vormen alle elementen harmonische toonsafstanden, met in het midden, als scharnierpunt tussen het lage en het hoge octaaf, de zon. De hand van God zit aan de stemknop: die stemt alles tot een harmonisch geheel.
Fludd past dit systeem ook toe op de mens, in wie hij een soortgelijke onderverdeling ziet: het onderlichaam is aards en laag, de borst vormt het middenregister en de hoogste tonen zijn toebedeeld aan het hoofd, waar de geest zetelt. Waar in het kosmische systeem de zon in het midden staat als verbinding tussen het lage (materiële) en het hoge (spirituele) octaaf, staat bij de mens op die plek het hart. Zo spiegelen mens en kosmos elkaar.
Ook de astronoom Johannes Kepler (1571-1630), Fludds tijdgenoot, was ervan overtuigd dat de schepper de kosmos harmonisch geordend had en dat muziek die ordening kon aantonen. Maar anders dan Fludd baseerde hij zijn ideeën op daadwerkelijke observaties en dat leidde tot baanbrekende inzichten in de werking van de kosmos. En tot een heel ander harmonisch model. In tegenstelling tot Fludd, bij wie de aarde nog als middelpunt van het heelal gold, ging Kepler uit van het heliocentrische stelsel. Hij constateerde dat er evenveel volledig harmonische samenklanken waren als regelmatige veelvlakken, namelijk vijf, en dat was precies genoeg om de afstanden tussen de planeten mee te beschrijven. In zijn eerste boek, Mysterium cosmographicum (1596), presenteert hij dan ook een complex driedimensionaal model van het zonnestelsel, van de zon tot Saturnus, toen de verst bekende planeet, gebaseerd op de vijf regelmatige veelvlakken. Voor het engelenrijk, dat Fludd nog in zijn model opnam, is hier geen plaats meer.
Een astronomische doorbraak was Keplers ontdekking dat de planeten geen cirkelvormige banen beschrijven, zoals tot dan toe werd aangenomen, maar elliptische. Je zou verwachten dat dat de kosmische harmonie flink overhoop haalt, maar niet voor Kepler; voor hem kreeg die daardoor juist meer diepte. In zijn boek Harmonices mundi (1619) berekende hij de minimale en maximale afstand van een planeet tot de zon en kwam tot wiskundige proporties, die op hun beurt weer vertaald konden worden in consonante samenklanken. Hij werkte de planeetbanen uit tot toonreeksen, waarbij gold dat hoe meer een baan varieerde in afstand tot de zon, hoe groter de afstand was die muzikaal overbrugd moet worden. De baan van Mercurius beslaat daardoor een reeks van tien tonen, die van Venus blijft vrijwel op één toon hangen, de aarde maakt een uitslag van maar een halve toon, en Saturnus beschrijft een afstand van drie tonen. De kosmos werd een polyfone, contrapuntische compositie.
Twee totaal verschillende modellen, en de mannen verweten elkaar dan ook het bij het verkeerde eind te hebben. Kepler verwees Fludds theorie naar het rijk der fantasie, Fludd was van mening dat Kepler alleen maar aan het meten en rekenen was en geen oog had voor de essentie van de dingen. Waarbij wel gezegd moet worden dat Fludd zijn model nooit bedoeld heeft als een werkelijke voorstelling van het universum, maar als een illustratie van de onderlinge harmonie tussen verschillende niveaus van bestaan.
In de wetenschap is God inmiddels verdwenen uit het universum. De harmonie echter niet. Keplers theorie bleek wonderwel houdbaar; ook de banen van de later ontdekte planeten Uranus, Neptunus en Pluto (inmiddels weer planeet-af) blijken in zijn muzikaal-harmonische stelsel te passen.
De derwisj uit het begin van dit stuk zal zich niet verdiept hebben in de wiskundig-harmonische berekeningen van Fludd en Kepler; toch laat deze traditie in het soefisme zien dat het idee van de kosmische harmonie niet tot Europa beperkt bleef. De dans van de derwisjen is een vorm van meditatie, van eenwording met het goddelijke, maar tegelijkertijd drukken ze met hun rondwervelingen de banen van de planeten in hun kosmische harmonie uit.
Van de drie soorten muziek die Boëthius onderscheidde, kennen we nu alleen nog de musica instrumentalis. Die muziek kan emoties kanaliseren die soms te groot zijn om te behappen en tegelijk troost en een gevoel van verbondenheid bieden omdat we er iets in herkennen wat, hoe persoonlijk de beleving ook, universeel is. Dat is natuurlijk niet alleen aan muziek voorbehouden, ook andere vormen van kunst kunnen dat, maar muziek is in haar abstractie toch wel de raadselachtigste. Dat iets wat feitelijk alleen maar bestaat uit verplaatste lucht dat kan, en dat dat al millennia stof tot nadenken geeft, doet vermoeden dat muziek dieper in onze vezels zit dan we beseffen.
Kepler heeft zijn kosmische muziek overigens nooit bedoeld om gehoord te worden. Wij kunnen die tegenwoordig wel horen: de Amerikanen Willie Ruff en John Rogers hebben een opname gemaakt van Keplers planetenmuziek. Op www.johanneskepler.info kun je luisteren naar de polyfonie van ons zonnestelsel.
Tot slot: nu er steeds meer exoplaneten worden ontdekt, rijst bij mij de vraag of die soortgelijke muzikale relaties onderhouden tot de ster waaromheen ze cirkelen. Dat zou het ultieme bewijs zijn voor een harmonisch universum.
Exemplaren van de boeken van Fludd en Kepler zijn momenteel te zien in de tentoonstelling House of Living Books in de Embassy of the Free Mind.