Umberto Saba verklaarde dat hij tot de ‘bescheiden schaar’ behoorde voor wie de Sloveense taal in de Triëster tram slechts een ‘kleurnuance’ was, ‘net als de fez’, en hij herinnert zich daarop ‘het vrolijke wonder’ uit zijn jeugd dat je wandelend door de stad soms in een ander land, ja zelfs een ander contintent waande. Hij eindigt zijn artikel met de opmerking dat de Vrije Zone van Triëst echter ‘een soort samenvatting zal zijn van alle geschillen die op de aardbodem woeden’. Populisme: massapsychose. Overal (denkbeeldige) grenzen waarnemen. Wat tegenover Begrenzing, Bewaking en Beperking te stellen? Grenzeloosheid? Nee, het populisme is waarlijk grenzeloos. Nieuwe Asociale Vrijheid!
‘Overal in het Park openbaart zich de Noodzaak,’ schrijft Magris over de Giardino Pubblico. Het borstbeeld van Svevo met een ironische glimlach is beschut door een boomtak met frisgroen. ‘De zon goot haar stralen niet over mij uit! Wij oudjes blijven in de schaduw, al hebben we nog zoveel esprit,’ lees ik in de 100-jarige roman. Is Noodzaak het lot? Het beeld is verscheidende malen gestolen. Bij de derde keer zei Cesare Sofianopulo, schilder, dichter en vertaler van Baudelaire en bewonderaar van zonsondergangen aan de oevers waarvan naar zijn zeggen de schuin invallende stralen de kleren van de vrouwen doorschijnend maken: ‘Deze keer was ik het niet.’ Een inktzwarte schildpad schuifelt richting het beeld van Joyce. Een voorbijganger zet hem terug in de vijver, een vrouw op een bankje begint te giechelen. De schildpad komt weer teruggelopen en kruipt richting het ‘wijze en wellustige beeld’ van Saba, die in 1948, een jaar nadat de Vrije Zone van Triëst is ingesteld, in ‘Als ik tot gouverneur van Triëst werd benoemd’ schrijft dat iedereen die aanzet tot raciale haat ‘onverwijld tegen de muur zal worden gezet en worden gefusilleerd, omdat het aanzetten tot rassenhaat, behalve dat het – zoals we hebben gezien – oneindig schadelijk is, ook oneindig dom is’. De ‘praktische mensen’ zijn hier vaak in meegegaan en het zou voor een keer goed zijn om een zeer verantwoordelijke post toe te vertrouwen aan iemand die ‘onpraktisch’ wordt genoemd. ‘Ik geloof dat iedereen me zou bedriegen; maar niemand zou erin slagen mij te bedriegen in essentiële zaken.’
Januari 2024 roepen wij de Vrijstaat Hollands Maandblad uit mét een onpraktische gouverneur. In Saba’s beleving was Triëst een van de vrolijkste, meest buitensporige steden van Europa, enigszins neurotisch ook. Laten wij vrolijk en buitensporig zijn, maar vooral enigszins neurotisch. Ach, zijn wij gelijk dode dichters, dan staan wij niemand in de weg, aldus de Siberische houtvester en plezierdichter Timofei Sofer, die in dit nummer zijn debuut maakt.
Verder deze maand: de 130ste sterfdag van François HaverSchmidt (1835-1894). En de Week van de Poëzie. Thema is ‘thuis’. Thuis: verborgen, veranderlijke horizon. Thuis zijn we in de Vrijstaat HM. Of toch eerder, beter gezegd liever ontheemd – januskop? Jan-Willem Dijks Kiritimati… ‘thuis drogen mijn slijmvliezen als wasgoed op een vochtige dag,’ dicht Yasmin Namavar. ‘Achteruit het jaar in / … / en het nooit meer / thuiskomen’ dicht Hannie Groen, en zo spookt thuis, net als oorlog, door ónze Vrijstaat. ‘Er is / nog nooit / een mens geweest / die een korrel aarde / heeft bezeten,’ dichtte de huisknecht die 50 jaar geleden vanuit de vijfde verdieping op de dag van de verschijning van Lunchpauzegedichten te pletter viel. Sterfdagen, te pletter vallen, jong en oud, men neme de woorden ter harte van de Oekraïner Pavló Tytsjýna: ‘Toe dichters, rijs op!’ – JvdS