naakt ligt daar de oude bioloog
de tijd heeft aan zijn doffe vlees gegeten
zijn bed kraakt, zijn botten houden
zijn huid als tentstokken omhoog
nog even
denkt hij aan warme paarden
troostkonijnen, zwamdraden, vispluis
de gehele aapheid
ik ben aangekleed geweest denkt hij
ik ben een mens geweest
toen er nog goden leefden op de Olympus
toen het nog donker werd de nacht
bewoond door nacht
de wereld een zwerfheide
de mens grondgebonden verbeelding
en denkend aan het oude donker
hoort hij het loeien van binnenuit
het dier