Skip to Content

The Short Goodbye

Bastiaan Bommeljé

Onlangs overleed op 92-jarige leeftijd Robert Gottlieb, de laatste van de grote literaire redacteuren uit de Angelsaksische wereld. Hij werkte met schrijvers als Salman Rushdie, Anthony Burgess, V.S. Naipaul, Doris Lessing, John Cheever en Toni Morrison (die zelf haar literaire loopbaan begon als redacteur), en wat betreft non-fictie redigeerde hij onder anderen Bruno Bettelheim, Barbara Tuchman en B.F. Skinner. Bovendien trok hij zijn neus niet op voor het begeleiden van John le Carré, John Lennon en Bob Dylan. Gottlieb was degene die Joseph Heller voorstelde om de titel van diens roman te veranderen van Catch-18 in Catch-22, omdat dit ‘catchier’ klonk, en hij was degene die uit de miljoen woorden tellende studie van de New Yorkse stadsplanoloog Robert Moses door Robert Caro er 350.000 schrapte, waarna het boek een onwaarschijnlijke bestseller werd.

Zo blijkt dat het schrappen van een derde uit een tekst zelden een slecht idee is, hoewel Gottlieb later Caro aanmoedigde om zijn biografie van Lyndon B. Johnson juist uit te bouwen tot een monumentaal vijfdelig project van vele duizenden pagina’s. In veel opzichten doet Gottliebs vervlechting met auteurs denken aan die van de fameuze redacteur Maxwell Perkins met F. Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway en Thomas Wolfe (uit wiens debuutroman Look Homeward, Angel hij 90.000 woorden schrapte – nu ja, ‘it was more a matter of reorganization,’ zei Perkins later). Hun soort redactionele begeleiding van teksten wordt steeds zeldzamer in een letterkundige wereld die in toenemende mate wordt geregeerd door ‘marketing en publiciteit’.

Overigens waarschuwde Gottlieb voor ‘verheerlijkend gezwijmel’ over redacteuren. En denk aan het advies dat Hemingway aan jonge schrijvers gaf: ‘The test of any story is how very good the stuff is that you, not your editors, omit.’ Bovendien heeft elke schrijver het recht om net als Vladimir Nabokov redacteuren te beschouwen als ‘pompeuze, neerbuigende bruten’. Gottlieb probeerde die houding juist te vermijden: ‘De relatie van de redacteur met een tekst dient altijd onzichtbaar te zijn.’

Waarschijnlijk bedoelde hij echter niet zo onzichtbaar als de huidige trend bij veel media van ‘zelf-redactie’. Onlangs bleek die onzichtbaarheid van redactie nog bij een recensie in de NRC van De zelfdenker, de biografie van Karel van het Reve door Willem Melching. In dit stuk van Michel Krielaars, voormalig chef van de redactie Boeken, werden noch het geboorte- en sterfjaar van Van het Reve, noch enig door Van het Reve geschreven boek, noch enig tijdschrift waarin Van het Reve publiceerde (zoals Hollands Maandblad) genoemd, en bleef ook onvermeld dat Van het Reve in NRC zelf schreef. Wellicht ging men bij de krant ervan uit dat de lezer al die zaken weet, maar dat lijkt me optimistisch in een tijd waarin hoger opgeleiden gewoonlijk moeite hebben hun gebrek aan belezenheid te verbergen achter hun gemis aan algemene ontwikkeling.

Dat is geenszins bruut bedoeld, maar als een aansporing om lezers te informeren zonder ze te beledigen, en ze bij de strot te grijpen zonder ze af te schrikken. Hoe men dat doet, staat iedereen vrij, al blijft Regel 10 van Elmore Leonards 10 Rules Of Writing van levensbelang: ‘Leave out the part that readers tend to skip’, door Leonard zelf samengevat als: ‘If it sounds like writing, rewrite it.’ – BB