In 1983 stond ik in Parijs in de Rue de Varenne en zei dromerig tegen mijn ex: ‘Ooit ga ik poëzie schrijven.’ Waar die notie vandaan kwam, is me nog steeds een raadsel. We gingen naar het museum van Rodin en die schreef helemaal geen gedichten.
Niettemin vond ik begin jaren negentig dat ’k van dat ‘ooit’ maar eens werk moest gaan maken. Zowaar produceerde ik enkele gedichten en stuurde die naar Hollands Maandblad. Na verloop van tijd ontving ik mijn eerste afwijzing, zonder nadere uitleg. Wel in een keurig briefje met daaronder de naam van J.J. Peereboom.
Het duurde best lang voordat ik de pen weer oppakte. Aanvankelijk was het ietwat ontmoedigend om van verscheidene kanten te horen te krijgen dat iemand die de veertig is gepasseerd weinig kans maakt in de literaire wereld. ‘Je wordt als dichter geboren en poëzie schrijven doe je al van jongs af aan.’ Dat soort in steen gebeitelde opvattingen.
Ondanks de doemdenkers en vooroordelen stuurde ik in 2000 poëzie naar een Haags literair tijdschrift dat werd gerund door twee dichters en schrijvers: Adriaan Bontebal en Harry Zevenbergen. Tot mijn verrassing kreeg ’k een uitnodiging om op te treden in een lokaal café en m’n twee gedichten voor te lezen die opgenomen zouden worden in hun blad Bordelaise Literair.
Uiteraard voelde ik me een god in ’t diepst van m’n gedachten, ook al vond ik het wel een dingetje om voor te dragen. In het café zaten een man of zes. Of de voordracht goed was, weet ik niet meer. Misschien moet je dat ook niet aan mij vragen.
Niet veel later kreeg ik het bericht dat één gedicht werd opgenomen in de bloemlezing Van Haagse dichters die voorbijgaan van uitgeverij BZZTôH. Kreeg daarop wat leuke reacties van familie, kennissen en vrienden, maar een plukje gedichten in een blad en één in een bloemlezing, dat is iets anders dan debuteren met een echte dichtbundel, vond men (waarschijnlijk diezelfde doemdenkers).
Tijdens de presentatie van de bloemlezing in Korzo Theater kwam ik tot mijn verbazing m’n voormalig leraar aardrijkskunde op de mavo tegen, meneer A. Kok. Hij vertelde me dat hij in de bloemlezing stond, hij schreef al heel lang poëzie onder het pseudoniem Bergman. Kok/Bergman stond eveneens in de Dikke Komrij en in de Privé-domeinreeks met een boek, liet hij zich losjes ontvallen. Hij keek wel alsof hij water zag branden toen hij hoorde dat ik ook in de bloemlezing stond. Het was de eerste keer dat hem dit overkwam met een oud-leerling en ‘nota bene een van de mavo’, zei hij. Ik vertelde hem fijntjes dat ik later havo heb gedaan en vwo (avondschool) en een tweedegraads onderwijsakte bezat voor geschiedenis en maatschappijleer. Na deze presentatie ging ik weleens bij hem thuis langs.
Een droom is meestal bedrog, maar niet altijd. Ik debuteerde als dichter in 2005 op achtenveertigjarige leeftijd bij uitgeverij Holland in de Windroosreeks. Mijn voormalig leraar aardrijkskunde was bij de presentatie.