Voor papa – Vlug komen we in de buitenwijken van Triëst terecht. F. laat me alle hoeken en gaten van zijn theorieën zien, de ene nog wilder dan de andere. Bescheiden is hij over zijn zussen, de een psycholoog, de ander operazangeres. De zangeres beoefent enkel hekserij. Wat me verbaast is dat hij nog betrekkelijk kan functioneren in wat we voor het gemak maar even deze realiteit zullen noemen. En hij vertelt vrij beheerst, niet met het reguliere fanatisme. Ik opper dat het gevaarlijk is om zoveel te denken, in de wetenschap dat waanzin een droom is waaruit men niet zo snel ontwaakt. F. is nog het meest bezorgd om zijn been, dat hij straks zijn functies zal verliezen, hij begint al te hinken. Svevo blijft dichtbij. ‘Gewoon een betrouwbare dokter zoeken,’ opper ik. Verder veel ‘si’ en ‘hm’, een uitputtende excercitie. Als we langs zo’n typisch nondescript Italiaans appartementencomplex met wat treurig groen lopen, zegt hij dat hij hier heeft gewoond: ‘Ik was de gekste van allemaal,’ een moment van genadeloze zelfreflectie, ‘helemaal schizo’. Dan struinen we door een grote, ondoordringbare bosschage met veel stekels (‘ik ga terug,’ roep ik, maar buffel door) en even denk ik dat ik net als de historicus Winckelmann op dit kruispunt van Europa zal worden vermoord. Voortdurend wijst F. op de borderlines, voor hem is het allemaal zonneklaar.
In een volkscafé vraagt hij wanneer ik ben geboren nadat hij heeft uitgeweid over de twee rotsen die de horens van de duivel zouden zijn aan de hand van een bok op onze Sloveense bierflessen. Voor alle duidelijkheid: het gaat om de berg bij Triëst waar Christus is gekruisigd. Nadat ik heb betaald haalt hij een geel plastic scheermesje uit zijn volle rugzak, een cadeautje. Op de Piazza dell’Unità d’Italia, schuin tegenover Winckelmanns hotel, nemen we afscheid. F. wil nog meelopen. ‘Ik heb je toch geen negatieve energie gegeven?’ vraagt hij. ‘Het zijn allemaal schepsels / die uit verdriet bestaan: / in hen, in mij, roert zich de godheid’, dicht Saba.
De volgende morgen staat op de Piazza della Borsa een violiste ‘Guantanamera’ te spelen op kitscherige muziek uit een stereo (‘het noodlot nadert met de pasjes van kitscherige dansmuziek’, aldus Claudio Magris) voor een huis met in een serre-uitbouw opgeplakte letters ‘Welcome to the free territory of Trieste’. Vlaggen van Amerika en Engeland. ‘USA & UK Come Back!’ In ‘Hel en paradijs van Triëst’ uit 1946, een jaar voor de Vrije Zone Triëst werd ingesteld, verhaalt Saba dat deze kosmopolitische stad altijd een ‘smeltkroes van rassen’ is geweest. Italianen, Slaven, Duitsers, joden, Grieken, Levantijen, Turken met een rode fez op hun hoofd, ‘en ik weet niet welke allemaal nog meer’. Vanwege de verscheidene soorten bloed zou de ‘bijzondere neurose’ bij de bewoners te verklaren zijn. Vervolgens schrijft Saba dat ‘ook al gaan de politieke agitators tekeer, er nog wel wat anders op de wereld dan alleen agressie is: gelukkig voor ons bestaat ook Amor, wiens opzet precies de tegenovergestelde is van die van de politieke agitators’. Een samenzwering van liefde: ja, ‘met botte bijlen zijn de onderbuiken van gevoelens ontdaan,’ dicht Angelika Geronymaki.
Verder deze maand: Reve 100 – dát is pas leven! Lecompte: ‘Ik gebruik toch het woord “knaap”?’ Een klimaatbewust Kerstverhaal over het kindje Claudia: ‘De eerste haring die hij op de rand van het bad had gelegd, was na een paar uur verdwenen. Een gehaktbal ook.’ En Thierry, je kunt me nog altijd bellen (ironievrij). Liefde? Laten wij wanhopig drinken onder keukenlicht. – JvdS