Skip to Content

Gedichten

Tina van Baren


wat geen gewicht heeft valt niet zweeft

niet denken aan dingen die er niet meer zijn maar die je nog wel voelt

dingen die je niet meer voelt maar er nog wel zijn

(iets beschrijven betekent nog niet dat je het raadsel oplost)

ongrijpbaar zijn is een kwaliteit die we net als indianen bewonderen

en kunnen cultiveren: laat het mysterie toe

en alles blijft vloeibaar

een streep wit licht kiert tussen blauw en blauw

een gongslag echoot na op de binnenplaats

niets staat los van al het andere zegt de zenleraar we zijn

een ingewikkeld weefsel maar mogen elkaar niet zomaar aanraken

zekerheden vinden we sowieso niet in schilderijen

maar we stellen ons voor dat daar achter het kamerscherm

iemand wacht met een onhoorbaar verlangen

ons te omhelzen

*

sleutelmoment

midden in de risicosamenleving geef ik mij

liggend op mijn rug over

het geluid van forellen ’s avonds in de rivier

een nachtvlinder die probeert te ontsnappen uit een web

aan de rand van het tentenveld ’s ochtends een merel sporen

van een vos

wanneer is een berg over zijn hoogtepunt heen

vlakt tot helling brokkelt af tot een chaos van rotsblokken

kiezels grind zand glijdt langlangzaam terug het water in

wordt weer bodem van zee

kronkelpaden zijn soms nodig om vooruit te komen

fluistert een stem in mijn hoofd

de paleontoloog legt zijn vingers

op een miljoenenjarenoude mensachtige schedel

zegt: bewijzen kan ik het niet maar ik weet het

haast zeker – voordat we praatten

zongen we

*

nachtvlucht

ik beland met mijn vingers op het scherm

ver van mijn bed in een baai aan zee

raak kwijt

waar ik naar zocht

gepiep van een vrachtwagen die achteruitrijdt

de maan vierkant en het daklicht vol

alsof de aarde vastligt

en mijn woorden waar

water breekt tegen de rotsen

een muur kleurt rood en er gloeit iets

in een mondhoek

buiten het zicht van de grenswacht staat

in haastige letters op het beton

vluchten zal ons redden

met het scherm op zwart

licht achter mijn oogleden

een venster op

een blauwig raam waardoor ik

de nacht in mijn gedachten

weg laat fladderen

in het donkerdonker

op laat gaan