Met de wisseling van het tij is de hittegolf verdwenen. De mensen op het strand knikken elkaar toe. Aangenaam, zeggen we. En we laten de golven over ons heen spoelen. Blijven staan tot de volgende golf. Drogen op onze handdoeken en lopen weer de zee in. Herhalen dit. Tot de restaurants hun deuren openen. Mosselen met friet, met of zonder room.
De krijtrots omarmt het strand, laat als de foto van Webb ons een piepklein stukje wereld zien. Zon langs wolken licht delen van het strand uit, als bandleden met een solo, de wolken het decor. Op deze foto geen Russische inval, de toppen van de rotsen kleuren weelderig groen. Omdat de zee hier tot aan de boulevard komt bij vloed laat niemand iets liggen. Lege blikjes gaan mee terug in de tassen.
Op de heenweg luisteren mijn kind en ik naar een Belgische podcast. Hoe hard knalde de oerknal? Omdat er nu iets is, was er ooit niets. En in dat niets zat een kleine heel hete punt. Het punt waar alles uit ontstond. Maar: er was nog niets. Ook geen geluid. Dus de oerknal knalde niet.
Ik kijk naar de rots. We vonden stukken krijt tussen de stenen. Mijn kind zegt: je kan er echt mee krijten. Ja, zeg ik. Daarom is het een krijtrots. Soms is het simpel. De andere kant is nu in Engeland. Alles wat uit elkaar gaat, was ooit verbonden.
We wandelen naar zee, langs de kleinste rivier van Frankrijk. Eerst de waterkers bij de bron. Dan de bruggetjes waar dikke vissen zwemmen. De watermolen. Linksaf naar de bakker. Rechtdoor de ateliers en de achterkanten van huizen.
We lopen rechtdoor en een van de huizen heeft een zolderverkoop. Als de zwaartekracht die een sterrenstelsel miljarden jaren verderop krom laat trekken op de foto van Webb worden we naar binnen gezogen. De tuin in. Mijn kind stort zich op zakjes met onduidelijk plastic. Ik kijk naar barbies in manden, hun blonde haar en chronische lach steken erboven uit. Het bord boven hun hoofden zegt: 1 barbie 4 euro, drie voor 10. Ken kost 5 euro. Hij ligt op een bord naast de mand barbies. Schaarser dus duurder, al hebben sommige achterlijk grote neuzen. Of zie ik hier toch een fractie van het wereldleed dat vrouwen wereldwijd minder betaald krijgen dan mannen. De kens zijn nog lelijk ook.
Ik zoek in mijn zak naar muntjes voor de zakjes plastic, maar ik vind alleen een gladde steen, die gisteren in de zon en door het zoute water een roze glans had. Hij is nu vaalgrijs en ruw.