Het begon zo’n vijf jaar voordat ik ritmegitaar ging spelen in het trio van de Engelse gitarist Robin Nolan. Robin zat met zijn band net in Nederland en speelde bijna dagelijks met zijn gypsy-jazzkwartet op het Leidseplein in Amsterdam. Een man die vertelde tuinman te zijn geweest van George Harrison van de Beatles, kocht een cd’tje van Robin en zou proberen het aan George te laten horen.
Daar hoor je natuurlijk nooit meer wat van… totdat na weken bij Robin de telefoon ging. ‘Hello, is this Robin? It’s George… George Harrison of The Beatles… I’d like to book you for a Christmas gig… might you be available?’
Natuurlijk geloofde Robin het niet. Het moest een van zijn vrienden zijn, die een geintje met hem uithaalde. Maar toen de grappenmaker bleef volhouden, begon Robin ervan overtuigd te raken dat hij echt George Harrison van de Beatles aan de lijn had. Hij bladerde door zijn nog lege agenda en zei quasi zelfverzekerd: ‘Well yes, I think we can squeeze you in.’ George bedankte Robin en gaf hem door aan zijn ‘mensen’ om de zaak af te handelen.
Ik kende dit verhaal uit de Amsterdamse Django-wereld en was onder de indruk.
In 1998 was ik zelf lid van het Robin Nolan-trio en ik was behoorlijk zenuwachtig toen ik zelf George voor de eerste keer ontmoette. Voor de verjaardag van zijn zoon Dhani werden we eerste klas overgevlogen en per limousine naar Harrison’s landgoed Friar Park in Henley-on-Thames gebracht.
Tijdens de soundcheck bij het zwembad kwam er een man op ons afgelopen. Als Django Reinhardt-fan had ik mij, toch wel een beetje raar, nooit erg geïnteresseerd voor de Beatles. Ik herkende George dus niet meteen. Hij had loszittende bergschoenen aan, droeg een spijkerbroek, een sweater met daaronder zeker drie lagen, zo leek het, overhemden en T-shirts. Hij schudde Robin en bassist Paul Meader de hand en toen was ik aan de beurt. ‘So you must be Jan… the guy who wants a new guitar.’
George Harrison kende klaarblijkelijk onze nieuwste cd Street en had de liner notes gelezen. Maar dan ook echt gelezen. Daarin stond dat Robin op Robert Aylward-gitaren speelde, met grappend de toevoeging: ‘Jan P. Brouwer would like to.’
Nadat we even hadden gepraat ging George weer verder en babbelden we nog wat door met een man die (dat moest me ook worden uitgelegd) Ian Paice bleek te zijn, de drummer van de groep Deep Purple.
Een jaar later waren we op een zomertournee en speelden we een serie straatfestivals. Halverwege de toer werden we weer gebeld door de mensen van George en werd het na enkele dagen duidelijk dat we opnieuw naar Friar Park gingen. Vanuit Zwitserland werden we, wederom eerste klas, naar Engeland gevlogen en per limousine naar het landhuis gereden. Nu een beetje bekend met de rit, had ik de rust om op de oprijlaan een beetje om me heen te kijken. Naar de vijvertjes en watervalletjes, de Japanse pagodes, kabouterhuisjes en versteende heksen.
Waar we de vorige keer low profile speelden aan het zwembad, met daarin een mozaïek van de hand van John Lennon, traden we nu op in een mooie tent. Op een keurig podium. De tent was schitterend aangekleed met een soort 1001-nacht-achtig thema. Er was vuurwerk en het wemelde deze keer van de beroemde Engelsen. Ik herinner me Jools Holland, maar vooral Monty Python’s Michael Palin die vrolijk op de muziek meeswingend op het podium afliep en mij vroeg of ik wist hoe een minidisc-speler werkte en of er een microfoon was. Hij had voor Dhani een speciale sketch gemaakt waarin allerlei typetjes hem feliciteerden met zijn verjaardag. Trots keek Michael Palin me aan als een grapje goed aansloeg.
In een pauze ging ik met een glaasje water op een berg kussens liggen om te zien waar ik terecht was gekomen. Het was gezellig, met leuke muziek. Er stond een cd’tje op met oude opnamen van Hoagy Carmichael-songs. George Harrison, nu beter gekleed, kwam naar me toe lopen en plofte in de kussens naast me neer. ‘So Jan… you like a bit of the old jazz, don’t you?’
Dat deed ik zeker en we kwamen te praten over jazz uit de jaren twintig en dertig en vooral over gitarist Eddie Lang en violist Joe Venuti. Over stukken als Raggin’ The Scale en I’ll Never Be The Same (ooit geschreven als Little Butter Cup, wist ik te melden). En over tubaspeler Joe Tarto, omdat ik die herkende in de muziek die in de tent klonk. Ik vond zijn stijl toen (en nu nog) erg aantrekkelijk. Een prettig soort stuiterbal.
Nu was het George die het verhaal niet vertrouwde en het cd-boekje ging halen. ‘You are right’, zei hij toen hij weer ging liggen. ‘Well… can I ask you a question? Do you know the chords of Stardust? I really like that song.’
Natuurlijk kende ik die. ‘Oh, could you show them to me?’
En daar lag ik dan, gitaar op schoot. Naast George Harrison. Van de Beatles. Met de akkoorden van Hoagy Carmichael’s Stardust.
Terug in Nederland zocht ik voor hem (in de collectie van het Nederlands Jazz Archief) nog een ukulele-bewerking van Stardust op, die ik hem toestuurde. Daar had hij namelijk ook wel interesse in. Of hij er ooit iets mee heeft gedaan, weet ik niet.
Nog geen twee jaar later, op 29 november 2001, stierf George Harrison aan de gevolgen van keelkanker.
Zijn link met de (gypsy-)jazz bestaat twintig jaar na zijn overlijden echter nog steeds. Robin Nolan nam vorig jaar in Friar Park enkele stukken op, op de gitaren van George Harrison.
George’s weduwe Olivia liet hem tijdens die sessie een achterkantje van een envelop zien met enkele akkoorden van de hand van George. Aan Robin nu de eer om daar een mooi stuk van te maken.