Skip to Content

Geldermalsen. Of: De Neus, 4C

John-Alexander Janssen

Op 1 augustus jongstleden voltrok zich een buitengewoon eigenaardige geschiedenis in Amsterdam, een geschiedenis die op het eerste gezicht in vreemdheid door weinig andere geschiedenissen wordt overtroffen, maar die bij nadere beschouwing misschien wel verre van uniek blijkt.

Op die bovengenoemde eerste augustus zat een zekere – vanaf dit punt lopen de versies van het verhaal overigens al uiteen – jongeman genaamd Simon de Jong op de bank van zijn appartement aan een van de grachten en wilde net een slok koffie nemen, toen de deurbel ging.

Simon, die niemand verwachtte en dus aannam dat het de zoveelste pakketbezorger was, nam afscheid van een zeer comfortabele houding, liep naar het halletje – geen triviaal detail: Simon bezat een koophuis (in de vorm van een appartement, maar laten we niet ontaarden in technische specificaties) – en drukte op de elektronische opener. Daarna liep hij terug naar de bank, installeerde zich en hervatte het kijken naar De Slimste Mens.

Hij zat nog niet of in het nogal gehorige trappenhuis klonken voetstappen, gevolgd door geklop op de deur. En stemmen. Van een man en een vrouw. Simon ving een tekst op die hij niet direct kon plaatsen: ‘Haal jij de vissen uit de auto?’ Waarop werd geantwoord: ‘Eerst inchecken.’

Verbaasd stond Simon op en tuurde door het kijkgaatje. Inderdaad een man en een vrouw. Ze droegen jassen en hadden rolkoffertjes. Simon opende de deur.

Een kleine man, een jaar of veertig en bebrild, keek hem aan en zei: ‘Goeiedag, sorry dat we iets later zijn.’

‘Iets later?’

‘Ja,’ zei de man, en onmiddellijk erachteraan, ‘had je ons bericht niet gekregen?’

‘Jullie bericht?’ vroeg Simon.

‘Ja, over de file, bij Geldermalsen,’ zei de vrouw, niet onknap en met kort haar. Ze wilde nog iets zeggen, maar Simon onderbrak haar.

‘Wacht even, ik denk dat jullie het verkeerde adres hebben.’

‘Dat lijkt me sterk,’ zei de man. ‘Dat komt rechtstreeks van Airbnb.’ Hij maakte aanstalten om zijn telefoon te pakken.

‘Airbnb? Dat is onmogelijk.’

‘Toch is het zo,’ mengde de vrouw zich nu in de discussie. Ze deed een stap naar voren en toonde hem enkele coördinaten. ‘Kijk: Simons Neus, 4C.’

Simon trok een wenkbrauw op. ‘Bedoelen jullie soms het Simonaeushof?’ vroeg hij. ‘Of de Simoneussestraat? Dat is hier niet in de buurt; ik weet eigenlijk niet eens of die wel bestaan in Amsterdam… Maar ongeacht, jullie zitten hier toch echt verkeerd.’

‘Simons Neus, 4C,’ herhaalde de vrouw. ‘Kijk maar.’

Ze hield haar mobieltje voor het gezicht van Simon.

‘Ik vind het vervelend voor jullie,’ zei die, ‘maar het is heel simpel, ik woon hier en ik verhuur niets. Jullie kunnen beter een hotel zoeken.’ Hij maakte aanstalten zich om te draaien.

Op dat moment schraapte de man zijn keel. ‘Luister, kennelijk had je niet op ons gerekend, dat is al kwalijk genoeg, maar we zijn hier vanmiddag helemaal vanuit Gemert naartoe gereden, dat duurde vier uur. Het minst wat je kunt doen, is even kijken. Dat is toch een kleine moeite?’

Simon, die goed wist dat als mensen het over ‘een kleine moeite’ hebben, die meestal zodanig ongelegen komt dat hij alsnog uitloopt op een heel irritante en grote moeite, zuchtte diep. De Slimste Mens was al afgelopen. Daarvoor hoefde hij het niet meer te laten. Desondanks zuchtte hij opnieuw.

‘Alsjeblieft?’ vroeg de vrouw.

Zonder iets te zeggen pakte Simon de telefoon uit haar hand. Wat hij zag stemde hem ongerust. En omdat hij doorgestoken kaart vermoedde, controleerde hij onmiddellijk op zijn eigen telefoon de coördinaten, maar ook daar leidden die naar… zijn eigen neus.

In diepe verwarring zette hij een stap achteruit en begon te stamelen: ‘Ik… dit is… ik… Dit kan niet!’ riep hij ten slotte uit.

‘We zeiden het toch,’ zei de vrouw kalm, en opnieuw stak ze hem haar telefoon toe: ‘Het appartement staat op Airbnb.’ Met samengeknepen ogen bestudeerde ze Simons gezicht: ‘Kijk zelf maar, de foto’s kloppen ook.’

Simon bekeek de foto’s en las de beschrijving. ‘Op een steenworp afstand van Centraal Station, midden in het hart van Amsterdam, ligt deze vlezige, ietwat kromme neus met forse gaten, waarin u met tot wel vijf personen zeer comfortabel kunt overnachten. Simons neus is van alle moderne gemakken voorzien. Behalve goudvissen geen huisdieren toegestaan.’ Alles klopte.

Hij kneep zijn ogen dicht. Een stilte viel.

De man kuchte. ‘Hoe gaan we dit oplossen?’

‘Oplossen? Dit is absurd!’

‘Ja,’ zei de man, ‘het is ongewoon, maar wij hebben net twee uur lang naar hetzelfde hectometerpaaltje gestaard bij Geldermalsen, dat is ook niet helemaal in orde. En bekijk het eens van onze kant: het is niet bepaald een gemakkelijke tijd geweest, zo thuis opgesloten door de overheid, met drie schoolgaande pubers. Dit is ons enige weekendje uit en we hebben onze rolkoffers helemaal omhooggetild en dachten daar een comfortabel appartement aan te treffen…’

‘U heeft het over mijn neus!’

‘Dan had je hem maar niet op Airbnb moeten zetten!’ zei de vrouw.

‘Dat heb ik helemaal niet gedaan!’ zei Simon.

‘Ja, ho eens even,’ zei de man. ‘Dat kan iedereen wel zeggen. Feit is: het is jouw neus en hij staat op Airbnb. Ook de coördinaten kloppen precies. Je hebt het zelf gezien. Of ga je me nou vertellen dat jij niet gelooft in satelliettechnologie?’

‘Ik heb weinig tegen satelliettechnologie,’ zei Simon, ‘maar…’ Plotseling viel hij stil, knikte nee, draaide zich om, liep naar binnen en smeet de deur dicht met een klap.

‘Jonnes,’ klonk het, ‘dit laten we niet over onze kant gaan. Bel de politie.’

‘Bel maar!’ riep Simon vanachter de deur.

Niet lang daarna ging opnieuw de bel. Simon opende het raam. Langs de gracht stond een politieauto geparkeerd, voor de deur een tweetal agenten. Luid mopperend drukte Simon op de intercom. Hij wachtte tot de agenten bijna bovenaan de trap waren, trok om de man en vrouw voor te zijn de deur met een ruk open en riep: ‘Deze mensen hier beweren dat ze een kamer hebben geboekt in mijn neus! Totale onzin! Dit is mijn huis, ik woon hier en ik verhuur niets! Ook mijn neus niet!’

Het koppel uit Gemert fronste hevig, maar liet de dienders het woord voeren.

De agenten keken elkaar aan. ‘Rustig aan meneer, we kunnen u prima verstaan…’

‘Iemand heeft mijn neus op Airbnb gezet en deze mensen zeggen dat ze een overnachting hebben geboekt! En ze…’ hakkelde Simon, tamelijk overstuur.

Eén van de agenten schraapte haar keel. ‘Meneer, kunt u mij uw naam en uw geboortedatum vertellen?’

‘Mijn naam? Hoezo mijn naam? Het gaat erom dat mijn neus op Airbnb staat en ik heb geen idee wie hem daar…’

‘Meneer, heeft u de afgelopen vierentwintig uur alcohol en of verdovende middelen gebruikt en zo ja welke?’

Simon schudde driftig van nee. ‘Alleen een paar biertjes, meer niet!’

‘Hoeveel is een paar? En wanneer was dat?’

‘Twee, drie. Vanmiddag. In de namiddag. Maar…’

‘Waar was dat?’

‘Waar? Gewoon, op een terras, in het Vondelpark. Maar nogmaals, dit is allemaal bijzaak!’

‘Heeft u uw drankje steeds in de gaten gehouden?’

‘In de gaten gehouden…?’

‘Meneer, bent u voortdurend in de buurt van uw drankje geweest?’ vroeg de andere agent. En voegde toe: ‘Vanwege mystery popping.’

‘Wat?’

Mystery popping,’ herhaalde hij. ‘Paljassen stoppen pilletjes in de drankjes van willekeurige horecabezoekers en filmen dan van een afstandje hun reactie. We hoeven u niet uit te leggen dat dit heel fout kan aflopen.’

‘Daarom willen we weten…’

‘Daar gaat het hier helemaal niet om!’ riep Simon uit. ‘Het is punt is dat deze wildvreemden voor mijn deur opduiken en zeggen dat mijn neus op Airbnb staat en dat ze die hebben geboekt voor vannacht!’

‘Twee nachten,’ merkte de vrouw droogjes op.

Zwijgend keken de agenten elkaar aan.

‘Laat hem z’n roes maar uitslapen,’ zei de agente ten slotte. En tegen de man en vrouw uit Gemert: ‘Het spijt ons, maar het is beter als u voor vannacht een hotel zoekt. Wellicht kunt u de kosten nog verhalen op Airbnb. Het is overigens niet de eerste keer dat we vanuit de politie dingen zien misgaan met boekingen. Laatst had een voetbalelftal een enorme gok gehuurd op de Bloemstraat, maar die bleek ontoegankelijk want verstopt. Dat gaf een hoop trammelant, want de verhuurder was ooit verslaafd geweest aan neusspray… Enfin.’

Nadat de agenten en het duo uit Gemert waren vertrokken, belde Simon meteen de klantenservice van Airbnb. Die bleek van internationale inslag: hij werd doorverwezen naar de Nederlandse afdeling, waar een uiterst vriendelijk man hem naar eigen zeggen niet ‘verder’ kon helpen. Na lang aandringen en twee keer doorverbinden, hoorde hij eindelijk waarom: volgens de gegevens van het boekingsplatform stond hij niet als eigenaar geregistreerd van het appartement Simons Neus 4C. Uit privacyoverwegingen kon de medewerker hem niet vertellen op wiens naam het appartement dan wel stond, maar, zo werd hem verzekerd, het was in ieder geval niet de zijne.

‘Dit is toch te bizar voor woorden?’ zei hij. ‘Wat zou u doen als onverwacht mensen voor uw deur opduiken die beweren dat ze een overnachting in uw neus hebben geboekt?’ De medewerker bleef onvermurwbaar en hield zich zogezegd slechts aan de instructies van het hoofdkantoor in Dublin, die in dit soort gevallen ‘jammer en helaas voor meneer’ niets aan duidelijkheid te wensen overlieten.

Misschien was de hele situatie toch het verlate gevolg van dat ballonnetje lachgas, dacht Simon, dat hij samen met een vriend had genomen, wel net buiten de afgelopen vierentwintig uur, zodat hij die inname met een gerust hart voor de politie kon verzwijgen.

Maar van lachgas sla je toch niet aan het hallucineren?

In een staat van diepe verwarring ging Simon slapen.

Simons verwarde staat werd de volgende ochtend verergerd door een harde botsing met de werkelijkheid. Toen hij op de website van Airbnb zocht naar ‘Simons neus 4C, verschenen daar, pontificaal op het scherm, diverse vanuit verschillende hoeken genomen foto’s van zowel de binnen- als buitenkant van zijn reukorgaan. Het waren exact dezelfde foto’s als op de telefoon van de vrouw. De beschrijving was iets aangepast: ‘Op een steenworp afstand van Centraal Station, midden in het hart van Amsterdam, ligt deze vlezige, ietwat kromme neus met ruime neusgaten, waarin u met tot wel zes personen zeer comfortabel kunt overnachten. Simons neus is van alle moderne gemakken voorzien. Behalve goudvissen geen huisdieren toegestaan.’

Zés personen? Simon huiverde, als hij niet handelde stond straks een zestal uit Gemert of desnoods Milheeze voor de deur! Hij wilde onmiddellijk de politie bellen, maar een diep gevoel van vergeefsheid overviel hem: de politie was al geweest en had bitter weinig geholpen.

Hij maakte een kop koffie en staarde uit het raam. Wacht eens, schoot hem te binnen, als mijn neus op Airbnb staat en als die site beweert dat ‘Simons Neus 4C niet op mijn naam staat…

Notaris Willem jr. van Eeghen, nog niet al te lang in het vak maar al gezegend met een bloeiende praktijk, luisterde naar Simons verhaal, maakte wat aantekeningen op de computer, bekeek het resultaat en humde tevreden. Daarna draaide hij het beeldscherm naar de cliënt: ‘Goed én slecht nieuws. Wat wil je eerst horen?’

‘Het goede,’ zei Simon.

‘Juist. Nou, het klopt wat Airbnb beweert: Simons Neus 4C is een paar maanden terug verkocht.’

‘Hoe kan dat?’ zei Simon.

‘Kijk maar,’ zei Van Eeghen. ‘Hier.’ Hij klikte een ander venster tevoorschijn: ‘Uw neus heeft in april drie weken op Funda gestaan. Voor Amsterdamse begrippen is dat best lang, maar ik zie wel…’

‘Ja?’

‘Kennelijk heeft de koper van uw neus na de overdracht besloten tot splitsing in appartementen. Dat verklaart althans het c-gedeelte. Ik kan wel even voor u in het kadaster kijken…’

‘Het c-gedeelte? Maar, hoe kan iemand in vredesnaam mijn neus op Funda zetten? Mijn neus?!’

Van Eeghen leunde naar achteren, nam Simon op en zei: ‘Met alle respect, dat zult u wel begrijpen.’

‘Ik begrijp het helemaal niet! U zegt net dat mijn neus vier, of wat was het, drie weken op Funda heeft gestaan. Verbaast het u dan helemaal niet dat ik daar niets van afwist? Dat u de eerste bent die dat tegen me zegt?’

‘Neem me niet kwalijk,’ zei de notaris. ‘Naar ik vrees is er sprake van een stukje beroepsdeformatie. Soms neem ik voetstoots aan dat iedereen wel weet wat ik weet.’

‘Wat weet u dan?’

‘Nou ja…’

‘U zei dat u iets weet. Dan moet u het zeggen.’

Van Eeghen zuchtte. ‘U bent wél op de hoogte van de ontwikkelingen in het vastgoed van de afgelopen jaren?’

‘De woningnood?’

De notaris glimlachte. ‘Juist. Te zeggen dat de prijzen navenant stegen,’ zei hij, ‘is nog mild uitgedrukt. Om die reden heeft de vereniging van Nederlandse notarissen samen met de NVM – excuses: de Nederlandse Vereniging van Makelaars – een poos geleden nieuwe wetgeving voorgesteld, die inmiddels door de Eerste Kamer is aangenomen en die voorziet in de mogelijkheid tot aanwijzing door gemeentes van bepaalde zogeheten ‘rode zones’, waarvoor een bijzonder regime geldt. Kortgezegd komt het erop neer dat in zulk een gebied, waaronder sinds maart de Amsterdamse binnenstad valt, neuzen vanaf een bepaalde grootte een kadastrale aanduiding krijgen. Het is allemaal netjes in het Staatsblad kenbaar gemaakt, heeft u dat dan niet gelezen?’

‘Een kadastra…’

‘Ja, ze gelden dus als vastgoed. En zo op het eerste gezicht lijkt uw neus inderdaad in aanmerking te komen. Ik vrees alleen,’ vervolgde de notaris, ‘dat uw geval laat zien dat de wet nog niet helemaal waterdicht is.’

‘Hoe dat zo?’

‘Ik zal het maar eerlijk zeggen: niemand van het notariaat had Airbnb in overweging genomen. Ook de advocatuur zat weer eens te slapen.’

‘Wacht even, u zegt dat iemand mijn neus heeft gekocht en vervolgens in appartementen heeft gesplitst en die nu verhuurt op Airbnb?’

Van Eeghen knikte.

‘Maar hoe is dat mogelijk zonder mijn toestemming? Ik ben toch de eigenaar? Ik wíl helemaal niet dat mensen in mijn neus overnachten! Niet in het c-gedeelte, evenmin in het a- of b-gedeelte!’

‘Volkomen begrijpelijk, en u was inderdaad de eigenaar van Simons neus, maar ik vermoed dat hier het publieke belang een niet te onderschatten rol heeft gespeeld. En zoals we weten weegt dat in sommige gevallen nu eenmaal zwaarder dan het individuele.’

‘Op wiens gezag, dan?’

‘Een commissie.’

‘Wie zit daar dan in?’

De notaris glimlachte, en gaf na de volgende mededeling een knipoog: ‘Ik vrees dat die informatie geheim is. Maar ik durf u wel te melden, vertrouwend op uw discretie, dat het mensen zijn die zich om het zo te zeggen bepaald niet onbetuigd laten, als u begrijpt wat ik bedoel.’

‘Totaal niet!’ riep Simon.

‘Goed. Naar verluidt is onlangs iemand toegetreden die bekendstaat om een uiterst ‘gepeperde mening’. Naar concrete namen durf ik niet eens te gissen. Het is een ingewikkelde en tijdrovende procedure, meneer De Jong.’ De notaris keek even op zijn horloge. ‘Samengevat: een voordracht vindt plaats door een stadsdeelcommissie, die op haar beurt wordt geadviseerd door een commissie van experts, in ieder geval een bioloog, een geograaf, de directeur van Artis en een door loting aangewezen lid.’

‘Dat is je reinste willekeur!’

‘Deels, het gaat immers slechts om één van de vier leden.’

‘Kijk,’ vervolgde de notaris, ‘u moet niet de context uit het oog verliezen, dit zou natuurlijk niet om het even waar kunnen gebeuren. In een plaats als… Noemt u eens wat.’

Simon schudde het hoofd. ‘Daar ga ik niet aan beginnen.’

‘Kom, niet zo flauw doen.’

Simon zuchtte. ‘Geldermalsen,’ zei hij toen.

‘Precies!’ zei de notaris. ‘Ikzelf dacht aan Dinxperlo, maar inderdaad, in Geldermalsen had dit vanzelfsprekend nooit kunnen gebeuren. Dat zal u toch met mij eens moeten zijn. Maar mijn collega’s en ik hadden, zoals ik zojuist al zei, misschien beter moeten inzien dat van de rode zones een perverse prikkel uit zou gaan. Neemt u van mij aan, meneer De Jong, deze wetgeving was zeer zeker niet bedoeld om speculanten de gelegenheid te geven om schaarse neuzen op te kopen en vervolgens te splitsen in appartementen voor de shortstayverhuur.’

‘Maar dat is wel het gevolg!’

‘Zeer ongelukkig. Toch kan het u vast niet helemaal verbazen dat ontzettend veel mensen juist uitermate tevreden zijn over deze wet. In diverse neuzen worden al gezinnen gehuisvest die anders naar een woning hadden kunnen fluiten. Gisteren nog eentje op de Ceintuurbaan, zo hoorde ik van een collega. Die mensen konden hun geluk niet op.’ Van Eeghen slikte: ‘Het is pijnlijk voor u, meneer De Jong, maar als gezegd: soms gaat het geluk van het collectief boven het ongeluk van het individu.’

Van Eeghen stond op. ‘Ik vrees dat u met dit ongemak zult moeten leren leven. Misschien moet u van de nood een deugd maken.’

‘Hoe dan?’

‘Dat is aan u. U moet vooral uzelf niet onderschatten.’

Simon onderschatte zichzelf niet. Thuis typte hij driftig een open brief aan de krant over het dilemma, vergezeld van concrete actiepunten die de discussie dienden aan te zwengelen, maar het stuk werd niet geplaatst. Pas nadat ook een aantal BN’ers hetzelfde was overkomen – onder anderen een oud-voetballer, een deelnemer aan een televisieprogramma en een presentator –, werd Simons geschiedenis, zoals wel vaker gebeurt in dit soort kwesties, opgepikt. Dat wil zeggen, speelbal van politieke discussie. Volgens een tweet van de SP toonde het geval aan dat je sommige belangen niet kon overlaten aan de vrije markt, ongeacht hoe hard de betreffende wetgeving nodig was gebleken, omdat dan de menselijke kant verloren ging. Volgens de VVD mochten bijdragen aan een oplossing van de woningnood, hoe klein of groot ook, nooit ten koste gaan van individuele neuzen. Geert Wilders opperde om vooral islamitische neuzen te gebruiken. De ChristenUnie noemde de wet ‘niet constructief’, Volt toonde zich pessimistisch (‘zoiets werkt misschien in Nederland, maar het is Europees niet haalbaar’) en ook Thierry Baudet veegde in wat door sommigen een ‘scherpzinnig essay, misschien wel zijn beste tot nu toe’ werd genoemd de vloer aan met de wet, omdat die in de praktijk het aangezicht van de karakteristieke, koloniale grachtengordel zou verpesten, althans minstens ayurvedisch zou versnipperen; in een ronkend slot beschuldigde het Kamerlid het partijkartel van een heimelijk streven naar de vervanging van Nederland door een ‘Neusschappij.’

Maar voor Simon kwam deze discussie rijkelijk laat. Niet alleen was het stel uit Gemert al gauw teruggekeerd om alsnog het c-gedeelte te betrekken, niet veel later volgden in hun voetsporen een jong gezin uit Bussum van wie de ouders ‘de reuring van de grote stad’ misten (b-gedeelte) en een alleenstaande moeder met twee kinderen (a-gedeelte).

Wat hem restte was een peilloos diepe berusting.