Het is drukkend warm. Voor het urinoir liggen studenten loom in het zand te kaarten. Vincent zit een eindje verderop, aan de rand van de plas.
‘Warm isss het.’ Ongemerkt is de man met het witte, halflange haar naast het bankje komen staan. ‘Je ssstikt je de moord in de auto, zeker nu – die witte Subaru op de parkeerplaats, is die van jou?’
Beheerst komt Vincent overeind en kijkt naar de ovenwarme Subaru waar hij ’s nachts in slaapt. Hij is bekend met de weg naar de plas, die dezelfde kleur heeft als zijn onderhuidse bloeduitstortingen.
Slechts een paar krachtige slagen heeft Vincent nodig voor hij op de oever van het eilandje kan klimmen.
‘Godv… nee hè,’ ontsnapt hem op het moment dat hij met zijn hak door de groene, bruine smurrie glijdt van een luier. Met een doffe plof maakt hij contact met de aarde. In de spotlight van de zon blijft hij liggen.
‘Die Ssubaru op de parkeerplaatss, die is toch van jou?’
Het verbaast Vincent niet dat de man hem is gevolgd naar het eilandje.
‘Ga bij haar weg, dan hoef je niet ’sss nachts in je Sssubaru te pitten.’
‘Heb ik geprobeerd, op Anouk werkte dat averechts,’ die openhartigheid verrast hem.
‘Ik weet hoe het is,’ biedt de man aan, ‘ik heet Phillip, je kunt met mij mee.’
Naast elkaar zwemmen mannen de plas over. In de lucht drijven glimmende luchtballonnen en kleine vliegjes. Op de parkeerplaats staat de witte Subaru onder de slappe bomen. Ze verliezen hun blad terwijl de herfst nog moet beginnen.
‘Zeg jij hoe we moeten rijden?’ vraagt Vincent, precies zoals hij het aan Anouk vroeg.
‘Daar kun je parkeren,’ gebaart Phillip. Een smalle plek, voor een sobere jarenzestigwoning met een betegeld voortuintje.
Een nauwe gang leidt ze naar de woonkamer en suite.
‘Biertje?’
‘Water, graag,’ antwoordt Vincent, die voor de gashaard gaat staan.
Eenmaal terug met bier en water, steekt Phillip meteen van wal. ‘Daar zat ze,’ Phillip wijst naar de eettafel achter in de kamer, ‘ik zette dan de krulspelden vast en ik deed het nooit goed. Ze zei: “Stomme homo, zo moeilijk is het toch niet? Zelfs een betonvlechter kan rollers zetten.”’
‘Rollers?’
‘Voor krullen.’
Boven slaat een raam tegen een kozijn. ‘Daar zul je haar hebben,’ knipoogt Phillip, ‘even vasstzetten.’ In een opwelling besluit Vincent om Phillip te volgen naar de slaapkamer.
‘Op een dag heb je jezelf niet langer in de hand, dan gaat het miss,’ concludeert Phillip, terwijl hij aan de raamklink draait, ‘maar ik heb ervoor gezeten.’
Tegen de muur staat een laag bed, Vincent voelt zich opeens doodmoe en laat zich op de sprei vallen.
‘Alles goed?’ Phillip buigt zich diep over Vincent, die het halflange haar voelt kriebelen. Op dat ogenblik verliest Phillip zijn evenwicht.
‘Mijn bril, let op klootzak, mijn Ray-Ban!’ Het is de gepolariseerde bril in zijn borstzakje waar Vincent weken op heeft gewacht, een bril met honderd-procent-afweer en uv-bescherming. Vincents hersens beginnen te knetteren.
Pas toen het bloed uit Phillips neus op de dekens drupte, stopte Vincent.
Buiten, voor de Subaru, haalt Vincent een paar keer diep adem. De straatverlichting knippert aan, vangt hem vol in het licht. Hij grijpt naar z’n borstzakje, naar de stralenuitbanner waar hij zo lang op heeft gewacht. Met de Ray-Ban op hoefde Vincent zich alleen nog maar aan de maximumsnelheid te houden.