Ruim een miljoen Nederlanders slikt antidepressiva. Sinds een paar maanden doe ik met ze mee. Citalopram, heet het, dat ook voor angstklachten wordt voorgeschreven. De angst had zich langzaam als een smerige drek in alle hoeken en gaten van mijn leven genesteld. Doemdenkerij, alles wat mis zou kunnen gaan, zou misgaan.
Afgelopen weken heb ik weer animo om fictie te maken, vergelijkbaar met toen ik mijn eerste verhalen verzon. Schrijven uit plezier, schrijven om iets nieuws te maken. Schrijven deed ik wel, maar vooral commerciële klussen. Die teksten worden veel meer gelezen dan mijn boeken. Ze betalen bovendien goed en mijn opdrachtgevers zijn altijd dik tevreden.
Toch bleef altijd iets jeuken als ik niet tegelijkertijd aan een verhaal werkte of ploeterde aan een volgend boek, terwijl ik daarvoor meestal de zin of energie maar nauwelijks kon opbrengen.
De laatste tijd vermoed ik steeds sterker dat angst langzaam de grootste reden was geworden om naast die commerciële klussen ook aan fictie te werken. Hoe langer ik mijn boeken en verhalen aan de kant schoof, hoe groter de beklemming groeide. Mijn vorige boek, Oregon, maakte ik vooral om de zorgen te bezweren dat ik niets zou achterlaten – en dat ik een saaie lul was als ik niet schreef, iemand die talenten verkwanselde. Iemand die er niet toe deed.
In hoeverre is angst een drijfveer om te schrijven? Hoeveel medewerkers in dit nummer van Hollands Maandblad hebben zich daardoor laten leiden? Is het mogelijk uitsluitend boeken te maken, omdat het voldoening geeft, of heeft die scheppingsdrift uiteindelijk toch vooral te maken met het vullen van een leegte, het verplegen van angst? En is die vrees te bestrijden met medicijnen? Zo ja, dan is schrijven een psychische aandoening – of juist een symptoombestrijding. Zo zei een dierbare vriend eens, ietwat ironisch: ‘Ik heb geen psycholoog nodig, mijn boeken zijn mijn therapie.’
Het goede nieuws is dat ik niet meteen overdonderd werd door het bekende salvo van twijfels toen ik het verzoek kreeg dit redactioneel te schrijven. Wat als ik de deadline niet haal, wat als ik geen goed idee kan verzinnen, wat als Hollands Maandblad (het tijdschrift waarin ik sinds mijn studietijd koste wat kost ooit zou moeten publiceren) mij aan de kant schuift? En als het allemaal zoveel moeite kost, ben ik dan wel goed genoeg?
Heel vermoeiend.
Schrijven is pijn, de kunstenaar moet lijden. Wie weet wat de pillen doen met mijn proza. Misschien worden de personages in mijn volgende boeken er een stuk gelukkiger van.