Brief aan mijn broer Ruud in de hemel boven Den Haag
je vertrok in de nacht met de deurhengsels geolied
terwijl ik me omdraaide in mijn slaap
het water van de Haagse Beek was rusteloos is
me verteld
je bestaat nu uit herinneringen
praat tegen je wanneer ik door
de stad fiets terwijl huizen en plekken voorbijgaan waar
je ademde
vaak ging je met gestrekt been het leven in waarom blijft
een raadsel
in een zeldzaam soort van helder zie ik je voor me
Zij
we verlangen naar mensen die
voor iedereen opzijgaan geen vlieg
kwaad doen geen duistere opwellingen
hebben wiens broosheid boekdelen
spreekt
wat maakt dat zij zo zijn