Mijn eerste stukjes schreef ik voor het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad, waarvan K.L. Poll de chef was. Veel later heb ik die bijlage zelf een tijdje geleid. Wat maakte een Supplement eigenlijk geslaagd, vroeg ik me af toen ik beloofd had een redactioneel voor Hollands Maandblad te schrijven.
Ik pak een exemplaar uit 2006. Op de voorpagina vertelt het Britse kunstenaarsduo Gilbert & George over hun goddeloze glas-in-loodramen. Fado-zangeres Nynke Laverman moest na het Friese platteland ‘de codes van de grote stad’ ontdekken. Onder de kop ‘Bach Bauh Baue Bauer’ volgt een relaas over hoe de hoge cultuur zich teweer kan stellen tegen het marktdenken. Toneelschrijver Peter Handke blijkt een Milošević-sympathisant. Cellist János Starker geeft een masterclass (‘Heeft u ooit gehoord van tegendruk? Anders wordt de toon te klein.’). En H.J.A. Hofland schrijft over amateurfoto’s als historische documenten, van de Abu Ghraibgevangenis tot de Aziatische tsunami.
Een bijna ideaal Cultureel Supplement, vind ik nu – hoewel we het vermoedelijk vrij willekeurig samenstelden uit wat er al lag, wat we bestelden en wat zich aandiende. De stukken ‘doen ertoe’. Het is gevarieerd en de afzonderlijke genres – onder andere een reportage, recensie, interview en column – lijken in balans. Cultuur was breed vertegenwoordigd (al kon het ook toen al veel breder). En er was fraai beeld, met een indringende Laverman ‘binnenin’ en een schunnig gebrandschilderd paneel op de voorpagina.
Toch maken goede stukken samen nog geen goed nummer. Wat is het dan? Ik denk nu: auteurs zien tasten naar iets wat nog niet vaststaat, zoals die worsteling van de hoge cultuur, of wat precies die amateurbeelden schokkend maakt. En in dat hele nummer lijkt iets te trillen, bijna onmerkbaar, een spiertje onder de huid van Europa.
Ook vroeg ik me af wat een ‘goed nummer’ betekent nu papier niet langer vanzelfsprekend dienstdoet als ‘drager’. Een mooi stuk blijft een mooi stuk, maar zonder opgemaakte pagina’s en een idee van het nummer als geheel, is het toch alsof je door de brievenbus naar buiten kijkt. Dit is geen jammerklacht; papier gaat niet ten onder en digitaal is er een wereld te winnen. Mits kranten- en tijdschriftenmakers, ook die van Hollands Maandblad, hun vak opnieuw durven uit te vinden. Dan kunnen ze ontdekken hoe hun lezers ook digitaal rust vinden om te lezen en te bladeren, terug te bladeren, opnieuw te beginnen.
Dat betekent typografisch vernieuwen, andere wegwijzers die vertellen waar je bent en waar je heen kunt in een stuk en binnen een nummer. Maar de echte uitdaging is ongewijzigd: hoe stel je een menu samen uit wat er is, wat er komt en wat je zou willen hebben? Want de redactie is geen loket, maar op haar best een ideeënmachine. Dat pakt de ene week of maand beter uit dan de andere. Maar soms lukt het, quasi-achteloos, ongepland, achteraf. Dan is er een mooi nummer gemaakt. Zoals deze maand.