Michel bleek dood. Ik was verhuisd, hoorde het te laat, miste zijn begrafenis. Ik smeet de borden met curryresten in de gootsteen. Het afwaswater gutste over de vloer. Buik nat. Kruis nat. Ik sneed me aan een glas dat in de commotie brak. Begrafenissen meed ik doorgaans, maar ik was er graag van op de hoogte.
We klonen de dagen voor wifi-toestellen, poepen op wc’s die je door kunt trekken, smeren ons in met rozemarijn, terwijl buiten de verf van het kozijn bladdert, in een regenplas verdwijnt
Ik schoot van gootsteenkast naar badkamer, rukte deuren open, liet eruit flikkeren wat eruit flikkerde. Haardroger. Terug naar de keuken. Een paar tellen stond ik met gesloten ogen, ademde, zakte door mijn knieën, dweilde. Ik keek naar de planken die opgebold waren van alle keren dat ik om het even welk vocht had laten liggen, hoorde ze ploppen in de ruimte eronder. Verborgen ruimte. Een weggemoffelde spatie in dit vertrek dat ondoordringbaar geworden was. Traag föhnde ik de naden van het laminaat. Mijn blik voegde zich in het kleinste oppervlak.
De paraplu maakt zich breed voor de vensterbank. We hebben reden te denken dat we droog blijven
Michel was de eerste persoon met wie ik de liefde bedreven had. Ik kende seks voor hem, na hem, zo ook liefde, maar zijn duim voel ik nog in het holletje boven mijn stuitje. Zijn bloed had het mijne rondgepompt, zijn lichaam het mijne gedefinieerd. Hij had mijn moedervlekken opgeteld bij de zijne. Maar zijn bloed kolkt niet meer. In mijn lichaam kolkt alles. Ik druk in de huid van de vinger waarin ik me net gesneden heb. Onmiskenbaar. Vers en fel.
Michel zegt dat hij zich het liefst beweegt in nauwe ruimtes omdat elke luwte een mogelijkheid geeft
Michel zat in de kroeg, een ader knapte, hij vloeide uit. Michel bleek een tijdbom. Na zo’n dood weerklinken de gesprekken in tweets en Facebookposts, in de carkit op de snelweg, op straat en in het café. Tot ze da capo wegsterven. Met hem mee. De ander gaat over in de ik. ‘Liever een hartaanval dan een ziekbed. Liever een plotse dood dan een lijdensweg.’ Verhit geknik.
Er was toch niets aan te doen geweest. Misschien is dat genoeg reden om onwetendheid te prediken, maar ik wil een voorbereiding, een afscheid. Het ziekbed. De lijdensweg.