De lezer van dit maandblad is zonder twijfel diep doordrongen van het zonderlinge gegeven dat steeds opnieuw elke maand zwanger blijkt van virulente vragen, persistente problemen en schier onoplosbare opgaven. Daarom is het prettig dat juist deze maand, nu we oog in oog staan met het koude, natte en donkere nieuwe jaar, zich een vraagstuk opdringt dat zich gemakkelijk laat ophelderen. Het is, net zoals die extra kilo’s aan het middenrif, een ongewenst residu van al de goede voornemens en hooggestemde kerstgedachten (over vrede aan de rijk gedekte dis, alsook welbehagen op de verre vakantie). Derhalve is het nuttig deze kwestie snel en zonder mededogen uit de weg te ruimen.
De vraag luidt in algemene zin: kan ethiek ons helpen in de echte wereld? Dit lijkt een zwaarwichtig probleem waarover wijsgeren zich al eeuwenlang het hoofd breken, maar gelukkig leven wij in een vederlicht tijdsgewricht waarin geestelijke bagage alleen maar onhandig is op weg naar onze volgende stedentrip. Voor onze generatie luidt de vraag veeleer: kan mediamoralisme ons ergens bij helpen?
Kerstmis brengt immers behalve gourmetten ook een overdosis vrome geluiden in kranten, tijdschriften en praatprogramma’s, zeg maar de ethiek-light van heden. Zo ruimde het dagblad Trouw de voorpagina in voor het gedicht (of zoiets) ‘Liefde’ van cabaretière Claudia de Breij, offreerde De Groene Amsterdammer een dubbelnummer over ‘Schuld en vergeving’, en diende NRC Handelsblad een stroom artikelen op over ‘De vloek van het vlees’, de slechtheid van alcohol, de verdorvenheid van suikerconsumptie en de ‘zondigheid’ van het vliegen. Zoveel moralisme was ook de ombudsman van de NRC niet ontgaan, en hij sprak van ‘een onwaarschijnlijk huwelijk van modern hedonisme en geseculariseerd calvinisme’. Goed gezegd, maar het maakt de voorliggende vraag des te prangender.
Hoewel mediamoralisme typisch een product is van een tijd waarin journalistiek in nogal verontrustende mate een bezigheid is geworden van welgestelde jongeren die zich veel zorgen maken over het einde van de wereld, omdat zij zich weinig zorgen hoeven te maken over het einde van de maand, is het antwoord simpel. Het is zelfs geen probleem dat ethiek altijd is gedompeld in chaotisch geredekavel. Zo dachten de oude Grieken abusievelijk dat het mooie goed was (en vice versa), meende Immanuel Kant bij vergissing dat de bron van de moraliteit in de mens zelf zit, en stelde G.E. Moore in zijn Principia Ethica even kernachtig als onjuist: ‘Goed is goed en daarmee uit!’
Wij weten beter. Ethiek is nimmer opgewassen tegen de realiteit, en ook dit keer leidde het mediamoralisme tot weinig meer dan modieus gemopper op andersdenkenden. Hier schuilt meteen het antwoord op ons vraagstuk: moralisme helpt nooit, want niemand weet waarom het moralisme van anderen aanstootgevender is dan het eigen moralisme. Derhalve ís er geen andere reddingsboei dan zelfspot: The best use of culture is to talk nonsense with distinction.
À propos, nu dit voorlopig is opgehelderd, rest de mededeling dat dit het laatste Hollands Maandblad is onder mijn redactionele bewind. Na vijfentwintig jaar draag ik het stokje over aan de nieuwe redacteur David Garvelink (even jong en veelbelovend als ik almaar bleef). Het was een eer en een genoegen. – BB