Deze maand was een goede maand om een vraagstuk onder ogen te zien dat helaas nogal dikwijls ondersneeuwt in de hectiek van datgene wat meer ontwikkelde mensen dan ik ‘het culturele seizoen’ noemen. Misschien bedoelen ze daarmee het jaargetijde waarin het aantal praatprogramma’s groter is dan het aantal openluchtfestivals, terwijl zulks in de zomer andersom lijkt te zijn, hoewel ik er niet zeker van ben of dit schijn dan wel werkelijkheid is. Het is goed mogelijk dat van beide simpelweg eeuwigdurende herhalingen multimediaal worden afgedraaid. Mede om deze reden is het hier bedoelde probleem van niet geringe betekenis; het gaat immers om de vraag of onze eigen moderniteit anders is dan alle vorige vormen van moderniteit, die in het verleden steevast werden beschimpt en betreurd.
Uiteraard bestaat de neiging zich ervan af te maken met de dooddoener dat in elke moderne tijd altijd wel iemand misprijzend neerkijkt op de eigen moderniteit. Dat mag zo zijn, maar de kwestie kreeg deze zomer toch een hernieuwd en misschien zelfs enigszins prangend belang. Het bleek dat Nederland het enige land in de beschaafde wereld was dat avond aan avond twee (van de drie) publieke televisiezenders inruimde voor het wereldkampioenschap voetbal. Nu is kritiek op de publieke omroep een platgetreden pad waarop men zich ongaarne begeeft, en dat er jaarlijks 740 miljoen overheidsgeld voor radio en televisie wordt uitgetrokken (meer dan wat de luchtmacht of de marine krijgt voor de landsverdediging, zo valt steevast in De Telegraaf te lezen), doet hier dan ook niet ter zake. Veel interessanter is dat het menu dat de publieke omroep deze maand opdiende, een nieuw licht wierp op precies die eigentijdse moderniteit.
Het wordt vaak gesteld dat de neergang van het letterkundig leven, van de roman en van de literaire kritiek alles te maken heeft met het feit dat de aandachtspanne van de moderne mens tot vrijwel nul is gereduceerd, dat het concentratievermogen zich beperkt tot een twitterbericht en dat de eigentijdse geest permanent geprikkeld moet worden met videootjes, nieuwe afleveringen van gestreamde miniseries en andere lichte kost. Zonder die prikkels zakt de moderne geest weg, heet het dan, in het hypernarcisme van een cultuur die geobsedeerd is met de volmaaktheid van het eigen ego, zoals dat wordt voorgespiegeld in de tv-reclames tussen die videootjes en miniseries door.
De publieke omroep heeft deze zomer bewezen dat dit pessimistische prietpraat is. Niks verschrompelde aandachtspanne! Indien een natie zich een maand lang avond aan avond vol overgave kan concentreren op oeverloze voetbalwedstrijden, zonder in gewelddadige opstand te komen, is er geen reden misprijzend neer te kijken op de moderniteit. Deze maand bleek dat onze tijd haar lotsbestemming heeft gevonden, en wel in de collectieve celebratie van het afschudden van de laatste intellectuele veren.
Geen wonder dat wij zowat de gelukkigste natie ter wereld zijn. Wij hebben ons aarzelen ingeruild voor genieten en onze scepsis voor zeker weten, want wij willen nooit meer iets horen over het menselijk tekort en andere pukkelige onzin die aarzelend hakkelt tussen onze leegte en de perfecte vakantiepret – BB