Skip to Content

Dag Menno

Emma Burns

Nieuwe methode: bij twijfel doen, bij automatische verzendpiloot in twijfel trekken. Het gaat om twee mensen uit de literaire wereld van Nederland die mij persoonlijk hebben geraakt. Ik twijfelde; wel of niet iets over zeggen, als niet-nabestaande. Mezelf maar beter niet betrekken bij het verdriet van de mensen die deze twee uit hun naaste kring verloren. Ik weet nog precies hoe akelig dat was toen dichter Aard Jan Quaak zichzelf geheend had en zijn begrafenis vol zat met outfits die goed bij tranen passen en iedereen plots altijd al beste vrienden met hem was geweest. Het deed zijn oprechtheid zo tekort. Het bruuskeerde zijn eenzaamheid. Dat valse lofgelispel ontkende hem. Daar kon ik, een naaste, niet tegen.

In die valkuil wilde ik niet stappen. Maar toen ik nog een keer keek op Youtube, besefte ik dat ik niet kon zwijgen. Ik bedoel de uitzending van ‘VPRO Boeken’ waarin Wim Brands met Menno Wigman over poëzie praatte. Twee mooie mensen die wat ongemakkelijk converseerden. Ik kende ze, een klein beetje. Genoeg om van ze te houden.

Wim Brands ontmoette ik op een borrel van Hollands Maandblad. Hij kwam gejaagd binnen, met hoog haarlakhaar vanwege een tv-opname ervoor of erna, om een praatje te doen voor de prijsuitreikingen en de juryrapporten voor te lezen. Mijn nu ex die met mij mee was gekomen, raakte completely starstruck toen Brands zich bescheiden aan hem kwam voorstellen omdat een van de praatjes over mij zou gaan. ‘Hij stelde zich aan mij voor!,’ riep hij later euforisch naar zijn moeder, een liefhebber van de literatuur.

Ja, bescheiden en charmant, vond ik Brands. En zacht. Tijdens de praatjes, die ik later ook te lezen kreeg, had hij ter plekke om het juryrapport heen allerlei vriendelijks erbij geïmproviseerd zonder ook maar iets door te laten schemeren van die eigen toevoegingen. Alsof de vriendelijke woorden die hij al lezend erbij bedacht gewoon op het papier stonden. Niemand had door dat ik die avond even tastbaar werd gemaakt door Wim Brands.

Ook zonder dat bekeek ik zijn interviews met schrijvers altijd. Weinig interviewers besluiten niets te sturen. Hij wel. Hij gaf ruimte aan de stem van de schrijvers tegenover hem. Als een liefhebber die meer wilde weten, in plaats van zichzelf te laten zien.

Een paar maanden nadat ik de prijs uit zijn handen ontving, was ik zoals wel vaker op een zondag hotelkamers aan het schoonmaken. Slavenarbeid, maar er was geld nodig. Je kreeg tien minuten om zo’n kamer schoon te laten lijken, en dat was net genoeg om er op zondagochtend even de tv aan te zetten. Plots was daar Wim Brands in beeld en liepen er twee werelden gruwelijk door elkaar. De prijs had ik along the way allang weer kwijtgemaakt, maar zijn vriendelijke aanmoedigingen niet. Terwijl ik het twintigste bed van die dag in 3,5 minuut aan het verschonen was, moest ik huilen. En wat later om zijn dood weer, om hoe ongelooflijk ongelukkig hij blijkbaar was. Uitgerekend hij, de zachte, geïnteresseerde uitzondering te midden van al die Ikeataalfetisjisten en onverschilligheidsfanaten in literair Nederland.