Tegenover me zat een man die dacht dat hij mij ergens van kende. Het was bijna acht uur en de trein minderde vaart.
‘Mooi dat ze de trein stilzetten,’ zei hij.
Ik knikte. De twee minuten stilte waren ingegaan.
‘Mijn opa had joden op zolder,’ zei hij. ‘Ze zijn vlak voor de bevrijding weggehaald, maar hij had ze toch maar mooi. Ook nog een medaille voor gekregen.’
De trein was gestopt in een weiland en het geluid van fluitende vogels klonk door de open raampjes. Naast onze wagon stond een koe met stront aan zijn achterpoten.
‘Later had hij een oorlogsmuseum op zolder,’ vervolgde hij, ‘of eigenlijk een nazimuseum. Hij had er serieus werk van gemaakt. De stellingen waren gebouwd van onbewerkt hout, een beetje als de britsen van Auschwitz. Naziparafernalia hoorden niet thuis in een vitrine, vond hij, maar op ruwhouten planken. En na het eten ging hij altijd een halfuurtje marcheren.’
Enkele medereizigers staarden in onze richting.
‘Marcheren. In naziuniform. Op zolder,’ schalde zijn stem door de stille coupé. ‘Twaalf stappen in de lengte en vijf in de breedte. Op een houten vloer, dus dat dreunde door het hele huis. En oma maar zingen. Afwassen en uit volle borst meezingen met Radio Omnia, die zat illegaal in een schuurtje achter de slagerij. Toen kon je in het dorp niets anders ontvangen. Tegenwoordig is radio digitaal, maar als je in die tijd over de A50 reed, werd zelfs Hilversum 3 weggeblazen door Radio Omnia. Dat kon toen nog.’
Ik wist niet waar de A50 liep. Vanaf de andere kant van het gangpad keek een vrouw met kort haar en een rode bril ons streng aan.
‘Totdat opa de politie tipte. Hij had last van de muziek uit de keuken. Schlagermuziek marcheert natuurlijk niet lekker.’
Ik schudde van nee, maar ik had nog nooit gemarcheerd, laat staan op schlagermuziek.
‘Hij vond het makkelijker om de zender uit de lucht te laten halen dan zijn vrouw te vragen om de radio zachter te zetten,’ zei hij lachend.
Zonder geluid te maken, lachte ik met hem mee. De vrouw met de rode bril keek mij boos aan: nu was ik medeplichtig.
‘Het was een wijs man, maar moeizaam in de communicatie.’
De koe buiten begon te plassen, het geklater drong de coupé binnen.
‘Hij had een verzetsmedaille aan de muur in de woonkamer en een nazimuseum op zolder,’ zei de man. ‘Dat is merkwaardig, maar beter dan andersom. Zeker als je bezoek krijgt.’
Ik knikte.
‘Na het marcheren ging hij afdouchen. Zo noemde hij dat: afdouchen. Hij had een halfuur lopen stampen in vol ornaat, inclusief helm en laarzen en zweette dan als een otter. Ik heb hem regelmatig in hemd en onderbroek naar de badkamer zien lopen. Zelfs het ondergoed was authentiek. Groezelig wit met een swastika op de borst. Als je het doet, moet je het goed doen.’