Aan het eind van die eerste, rijkelijk vroeg gearriveerde lentedag, constateerde Louis Stevens dat de buren alweer op de stoep hadden postgevat. Enigszins overmoedig, met brutale, vrolijk lachende gezichten, en grote glazen witte wijn in de hand, keken ze toe hoe hun kinderen door de straat raasden. Toegegeven, hij stond er zelf ook bij. Wat kon hij anders? Zijn eigen dochters hadden zich eveneens in het gewoel begeven. Liza rende op en neer met vriendinnetjes, sprong op haar step of ging hoelahoepen – de manier waarop zij en haar leeftijdsgenootjes al in staat waren de heupen te bewegen, was onrustwekkend. Lotte, zijn jongste, zat geconcentreerd te krijten, immuun voor de tornado van geluid en beweging die om haar heen draaide.
Fietsers slalomden door het kindergeweld. Eerst een oudere dame, morrend, met een volle boodschappentas achterop. Daarna een koppel frisse hockeymeisjes wier sticks uit hun fietstassen staken, als preistokken. Louis keek hen na. Eens te meer realiseerde hij zich dat hij voor zulke meisjes alweer flink wat jaren onzichtbaar was. Zo subtiel mogelijk trok hij het kruis van zijn jeans een stukje naar beneden. Het was een nieuw exemplaar dat hij in de stad had gekocht, in een hippe boetiek. Een strak zwart model. Sinds enkele dagen had hij een pijnlijk gevoel aan de linkerkant van de schaamstreek en zagen zijn ballen er wat rood uit. Hij vroeg zich af of dat iets met die jeans te maken had. Het zou wel niet, maar toch achtte hij het verstandig het aanbod van de buurman om ook een stoel te nemen, vriendelijk af te slaan, en te blijven staan. Zo hield zijn zaakje de nodige bewegingsvrijheid. Ondertussen had hij prima zicht op de situatie zoals die zich in de straat ontwikkelde en hij genoot van het plezier dat bezit nam van Liza’s gelaat, en van de laatste vredige zonnestralen die het voorrecht hadden om op het ritme van haar lach te dansen.
Normaal gesproken trok Liza op met Sylvie, het buurmeisje dat ze sinds haar geboorte kende, maar vanmiddag was ze het merendeel van de tijd te vinden in de buurt van Julia die verderop in de straat woonde. Op een bepaald moment ontstond er discussie over welk spelletje ze gingen spelen, en Louis observeerde aandachtig alle verbale en non-verbale communicatie tussen de twee kleine dames, waarbij vooral Julia’s stem zijn trommelvliezen fileerde – zo scherp en schel sneed ze dwars door alle geklets en gejoel – en in gedachten moedigde hij zijn besluiteloze dochter aan om voet bij stuk te houden.
Het waren slechts kinderen, uiteraard. Het was allemaal onschuldig, zogezegd, maar toch.
Louis vond het moeilijk om toe te kijken wanneer over Liza’s gezicht de haast onmerkbare rimpeling trok waarin haar onuitputtelijk vermogen tot twijfel, spijt of onzekerheid tot uiting kwam. Lotte was ruim vier jaar jonger dan Liza, maar ze was anders. Onbevangen en vrij. Ze leek er volledig op te vertrouwen dat de wereld zich aan haar wensen zou aanpassen en daardoor gebeurde dat ook vaak. Liza leek in alles toestemming of goedkeuring te zoeken en Louis wist donders goed van wie ze die karaktertrek geërfd had. Elk argument dat ze naar voren bracht, was een aanbod om overtuigd te worden. Julia leek dat feilloos aan te voelen. Ze had een bepaalde uitstraling, die haar een natuurlijk overwicht gaf, hoewel ze net als Liza pas acht was. En ze had borsten.