De schemering van het geweten
Wij zijn naaktslakken zegt het meisje, overal waar we komen laten
we een spoor achter, niet om de weg terug te vinden maar om ons
zelf niet kwijt te raken, hebben ooit ons huis verloren toen we te snel
wilden oversteken, tonen elkaar de kalkbulten op onze ruggen waar
de fundering en hoe het zo is gekomen- bij schemering pas de dag
opzoeken heeft iets weg van spijbelen zonder machtsvertoon van je
niet willen overgeven aan juf of regels- er wordt zout over onze
koppen gestrooid om het verdriet op te lossen en alles wat we aan
de straatstenen zijn verloren, zelfs de liedjes die we mee-neuriën zijn
in ons hoofden geplant: wie een ontaarde jeugd heeft gehad, kent
inmiddels zijn klassiekers. Om de hoek kopen we een ijsje, proberen
trots en afhankelijkheid van elkaar te scheiden als discospikkels van
softijs op onze tongen, eerst de kraak dan de zachtheid, en ik fluister
dat ik bij haar blijf tot het eind der dagen, het hoorntje is zo taai dat ik
er een metafoor bij zou kunnen verzinnen, maar we moeten hier alles
afleren wat steeds om geruststelling vraagt, beweeg mijn kruis te veel
tegen matras en knuffel, maak soms daders van ze of de vrouw in de
jurk die in het huis woont die pas bij fantasie een voordeur krijgt, iets
met ontblote billen en eenmaal jongen geworden laat ik mij smelten
tot de zesjarige die als een weekdier gevangen in jampotje door glas
vergroot werd tot wie hij niet was: soms moet je ergens de deksel van
open laten om te zien of er gedacht word aan ontsnappen, mocht er
aan gedacht worden is er een reden om een pincet aan te schaffen,
wat we uitpluizen kunnen we nooit meer hetzelfde in elkaar zetten,
zie je er zitten kriebelbeestjes in mijn buik want wie mij beweegt houdt
niet van overleg. Het meisje zegt dat het geweten de gedaante heeft
van een opgezette vogel, dat zij eeuwig loeren maar nooit toe zullen
happen, dat er in jagen niet geschoten hoef te worden, enkel aan
gedacht, zoals ik haar hand vasthoud, tegelijkertijd denk aan hoe ik
voor een laatste brief mijn nieuwe vulpen zou gebruiken, haar weg zal
schrijven om te verbloemen dat er bij te weinig afstand nog maar twee
geodriehoeken tussen ons in passen, mijn hart net als mijn rekenschrift
vol met optelsommen en verkeerde uitkomsten staat.