Volgens mij stond er iemand achter me. Ik zat op mijn knieën in de tuin van mijn oom en tante, volgde met mijn ogen een kleine kever op een aardappelplant en wist het zeker: achter me stond iemand met iets in de hand. De buurman om de hogedrukspuit terug te brengen, hoopte ik terwijl ik opstond, of mijn oom die eerder terugkwam van vakantie met een souvenir. Misschien een ex met een bijl.
Het was wel een meisje, maar geen ex-vriendin. ‘Lisa,’ zei ik verbaasd. Ik had amper ontbeten en daar stond Lisa op het gras met een racefiets aan de hand. Ze gaf me drie zoenen. Haar wangen kolkten nog na van de inspanning.
‘Je doet alsof dit de grootste verrassing ooit is,’ zei ze verontwaardigd. ‘Jij hebt me uitgenodigd.’
Shit. Flarden van onze toevallige ontmoeting in de Ferdinand Bolstraat kwamen terug. Ik was een paar uur in de stad om kleren op te halen zodat ik de rest van de zomer hier in Lage Vuursche kon blijven. Mijn oom en tante waren met de camper op reis, had ik haar inderdaad verteld, en ik zou op hun huis passen. Gouwe deal. Ik maakte haar aan het lachen toen ik de twee omschreef als welvarende mensen op arme zandgrond. Hun hobby was aardappels. Feitelijk paste ik niet op het huis maar op de aardappels. Er groeiden Schotse aardappels, zeldzame Franse streekrassen, knollen zo paars als een biet en romige krieltjes. Tante Ada had zelfs een hovenier de grond laten verbeteren.
‘Leuk. Je bent welkom, natuurlijk,’ zei ik, en dacht: ook al heb ik je niet uitgenodigd.
Alsof ze me hoorde denken, keek ze me een moment fronsend aan. ‘Kom op. Je noemde het adres en drukte me op het hart langs te komen. Je was enthousiast over de tuin en je wilde me het bos laten zien. Ik hoor het je nog zeggen.’
Voor het eerst zag ik dat ze blauwe ogen had. Ik maakte een vaag gebaar en ze volgde me naar binnen.
Vanuit de keuken, terwijl de waterkoker op gang kwam, volgde ik haar worsteling met de leuning van de terrasstoel. Op haar gezicht lag een slagschaduw van zware dagen. Kennelijk had ik het adres verteld. En toch had ik haar niet uitgenodigd. Maar dit was typisch voor ons; we zochten elkaar ongevraagd op en dropen dan af. Eens was ze aan de kant geschoven door haar vriend, en vond ze me thuis terwijl ik in de lente van een relatie zat. Haar aftocht die avond was lelijk, maar toch niet half zo pijnlijk als die van mij een jaar later. Dronken van opgepompt zelfvertrouwen was ik de kroeg binnengestapt waar ze elke donderdag biertjes tapte. Vol bravoure was ik gaan ik zitten aan de bar, vastbesloten haar na sluitingstijd achter op de fiets mee naar huis te nemen. Ik had een grapje gemaakt waar ze beleefd om had geglimlacht. Voor ik er erg in had gehad, was ik bezig een tsunami aan foute grappen over de bar uit te storten. Na een uur was ik lamgeslagen door mezelf en de kopstootjes die Lisa bleef neerzetten. Uiteindelijk had ik alleen nog onsamenhangend gelald met een liefhebber van alcohol rechts van mij en met de jongen links die luchtverkeersleider had willen worden.