Het gebeurde voor het eerst op een zondag dat ik een opdracht van het gootsteenputje kreeg. Ik was net mijn ontbijt aan het klaarmaken, twee bruine boterhammen pindakaas met hagelslag ertussen. De nacht ervoor had ik iets raars gedronken in de keuken. Misschien dat het daarmee allemaal was begonnen.
Mijn ex, David, was in die tijd nog volledig aanwezig. Zijn tekeningen hingen in de gang, zijn kleding lag in de wasmand en Kafka op het strand lag op zijn nachtkastje braaf op hem te wachten, alsof hij elk moment weer terug zou kunnen komen. Zijn inloggegevens van Facebook, email, Zalando en de Rabobank had hij nog steeds niet veranderd. Soms logde ik in om te kijken waar hij een broodje had gegeten en om te zien naar welke cafés hij ging. De plekken waar wij graag kwamen, had hij tot nu toe vermeden. Ze zeggen dat Google eerder dan jijzelf weet wanneer je een kind verwacht, wanneer je zult scheiden of wanneer ernstige ziektes die je meedraagt zich zullen openbaren. Zo probeerde ik mijn ex voor te blijven.
Tevergeefs. Mensen vertrekken graag. Hoeveel plezier je ook met iemand beleeft, zei mijn moeder, uiteindelijk vertrekt iedereen. En jij bent net zoals ik, daar kom je niet onderuit. Mijn moeder is al vijf jaar dood. Aanvankelijk dacht ik dat zij het was die via de gootsteen met me probeerde te communiceren, om mij vanuit een andere dimensie nog een trap na te geven. Mijn moeder hield niet van mensen, zelfs niet van haar eigen familie. Dat moet ik van haar hebben.
Die zondagochtend werkte ik met grapefruitsap de boterhammen weg, terwijl ik ondertussen het gevoel had alsof iemand probeerde met schuurpapier de binnenkant van mijn hoofd glad te maken. Misschien waren het ontwenningsverschijnselen. Ik keek op het pak sap hoeveel vitamines erin zaten. Dan wist ik waar ik aan toe was.
Ik klapte net mijn laptop open om te kijken wat David aan het doen was toen ik plotseling gekreun hoorde. Het klonk als iemand die zich in een benarde positie bevond. Het duurde even voordat ik doorhad waar het geluid vandaan kwam. Na enige tijd wist ik het. Ik hing boven de gootsteen en zocht alsof ik daaronder iemand zou treffen. Het was donker daar beneden.
Dat was onze eerste kennismaking. Ik zette nog wel even de kraan open om te kijken of het geluid dan zou verdwijnen, maar het werd alleen maar sterker. Toen veranderde het gekreun in een krakende stem.
‘Sara’, zei de stem, ‘gooi alle spullen van David weg, je zult je daarna beter voelen.’
‘Maar ik wil zijn spullen niet weggooien, ik wil dat hij blijft.’
‘David blijft niet bij je, hij komt niet terug.’
Daarna verdween het geluid en was ik weer alleen in de keuken.