Skip to Content

Het gelijk van de generaal

Wesseling

In het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw was Nederland of, beter gezegd, de Nederlandse regering of, nog beter gezegd, de minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns, in een titanengevecht gewikkeld met Frankrijk of, beter gezegd, de Franse regering, nog beter gezegd, de Franse president generaal Charles de Gaulle. Omdat Luns even lang was als de generaal kan in letterlijke zin niet van een strijd tussen David en Goliath worden gesproken, maar in overdrachtelijke zin was het dat wel. Het kleine Nederland nam het op tegen het machtige Frankrijk. Bovendien hadden Frankrijk en Duitsland in president De Gaulle en kanselier Konrad Adenauer vrijwel almachtige regeringsleiders, terwijl Luns niet meer dan een eenvoudige minister was. Voor de Nederlandse constitutionele regels die dit zo hadden bepaald, hadden beide reuzen geen geduld. Luns moest zijn plaats weten. De Gaulle noemde hem (volgens Luns) slechts half grappend ‘een agent van het Verenigd Koninkrijk’ en Adenauer vond hem ‘de ergerlijkste man’ die hij ooit had ontmoet.

De inzet van de strijd was trouwens niet gering. Het ging om niets meer of minder dan de toekomst van Europa. Het conflict hierover kwam niet uit de lucht vallen. Integendeel, er was heel wat aan voorafgegaan, en de naweeën ervan zijn nog lang niet voorbij.

In 1954 waren de Algerijnen in opstand gekomen tegen het Franse koloniale bestuur, dat sinds de verovering van het gebied op de Osmanen in 1830 wettelijk deel was van Frankrijk, maar in realiteit beheerd werd als kolonie. Met de opstand begon de Algerijnse oorlog die tot 1962 zou duren. De Fran­sen zetten steeds meer troepen in, uiteindelijk zo’n 400.000 man, grotendeels dienstplichtigen. Maar de oorlog bleek niet te winnen. De meer dan een miljoen Fransen in Algerije, de zogeheten ‘pieds noirs’, vreesden dat de regering hen in de steek zou laten en kwamen in opstand, met steun van de generaals. De Franse regering was machteloos. Onder die omstandigheden werd de roep om terugkeer van de oorlogsheld De Gaulle steeds luider. Op 29 mei 1958 besloot president René Coty een beroep te doen op ‘le plus illustre des Français’, en de generaal aanvaardde de opdracht onder bepaalde voorwaarden: speciale volmachten en het recht een nieuwe grondwet te ontwerpen. Op 28 september werd die grondwet, met als belangrijkste kenmerk een sterke president die alle politieke touwtjes in handen had, per referendum aanvaard en op 21 december werd De Gaulle tot president gekozen. Zijn aantreden op 8 januari 1959 markeerde het officiële begin van de Vijfde Republiek.