Deze maand was het moeilijk te ontkomen aan gelukkige mensen die hun vrije tijd vermorsten op een zonovergoten terras, maar nog moeilijker was het weg te duiken voor de vraag ‘wat is beschaving?’. Misschien had zulks te maken met de aanvang van de herfst, met het einde van het politieke reces en met het begin van het academische jaar. In elk geval drong zich bij wijze van antwoord vrij persistent de gedachte op dat elke cultuur, net als elke kruidenierszaak, weinig meer is dan een optelsom van winst en verlies. Wat overblijft onder de streep heet beschaving. Onze tijd kent gelukkig duidelijke winstpunten. Ik noem de selfiestick, de diepvriespizza en de zorg. Dan bedoel ik uiteraard de zorg waarmee studenten omringd worden op de universiteit. Terwijl de eerste jaren gevuld worden met colleges ‘scriptie schrijven’, wordt menig derde jaar thans afgetopt met een leergang over het probleem ‘wat is een wetenschappelijke vraag?’. Het is mij onbekend of het antwoord ook wordt gegeven zo vlak voor de uitreiking van de master-titel, maar zorgzaam is Alma Mater zeker.
Onze tijd kent ook wel enige verliespunten. Zo is er de zonderlinge teloorgang van het gevoel voor de paradox, de ogenschijnlijk tegenstrijdige situatie die lijkt in te gaan tegen ons gevoel voor logica, onze verwachting of onze intuïtie. Dit is de chaos die wij ooit dagelijks leven plachten te noemen, maar die geheel verbannen is uit het moderne universum. Zo bestaan op Facebook en bij de digitale overheid louter nog vrienden en blije mensen die allemaal dezelfde kant op lachen. Dat is misschien een hele geruststelling, maar het verlies aan gevoel voor paradoxen heeft ook consequenties voor ons werkelijkheidsbegrip. Wie beseft bijvoorbeeld de ongerijmdheid dat de kiezers van Groen Links behoren tot de grootste milieuvervuilers in de samenleving, vanwege het meer dan gemiddelde aantal vliegreizen dat men onderneemt, of dat D66 ‘de ongelijkheid’ wil bestrijden terwijl het eigen electoraat die ongelijkheid belichaamt door het hoogste percentage aan bovenmodaal betaalde bullshitbanen, zoals economen de bezigheden van procesmanagers en klankbordgroepbestuurders omschrijven.
De ingewikkeldste paradox is ongetwijfeld het eigentijdse leven zelf, waarin social media de mens drijven tot een nimmer geziene mate van obsessie met het eigen zelf, en waarin de hyperindividualisering voert tot lemmingengedrag waarin men kuddegewijs van hype naar hype hijgt. Dit is het grote ongerijmdheid van ons bestaan: wij zijn thans allen individualistisch, rebels, autonoom en uniek, en nooit tevoren leken wij zo op elkaar. Het woord ‘wij’ klinkt thans zelfs ronduit bedreigend. In 1925 noteerde Virginia Woolf in The Common Reader: ‘This soul, or life within us, […] is always saying the very opposite to what other people say.’ Zo simpel is het niet meer; nu zeggen alle columnisten en alle praatprogrammagasten ditzelfde unisono. Tegendraadsheid is de consensus, de nieuwe burgerman is met z’n allen een rebelse eenling, maar niemand durft anderen tegen te spreken. Hierin openbaart zich het grootste verlies van onze tijd, nog ingrijpender dan de teloorgang van de paradox: het verdwijnen van scepsis. De winst is dat men zonder scepsis domweg gelukkig kan zijn. Wij zijn het gelukkigste land ter wereld, dankzij een bodemloos gebrek aan scepsis. – BB