Niet per se een cantate of koraal
de regenboog van de herfsttooi of het
geëigende vertoon van stoffensnit
niet per se de praal van het schransmaal
maar het onopgemerkte, het vege teken
het zachte steken van schemerlicht
kalenders die vergeefs om namen smeken
geroezemoes in een trein, ongericht.
Niet per se het samenspel van krachten
de gave van het sublieme meesterstuk
van de schare onfeilbare gedachten
van het toelachen van groot geluk
maar banale tuintjes zonder streven
de veilige geur van schoeisel in een gang
de kleinheid en rommel van een mensenleven
klanken van aloude talen, zomaar vals gezang.