Hollands Maandbladbeurs;
categorie proza
Marcelle Stoutjesdijk
Hollands Maandbladbeurs;
categorie poëzie
Yasmin Namavar
Hollands Maandbladbeurs;
categorie essay
Natalie Koch
Hollands Maandbladbeurs;
categorie tekeningen
Paul Klemann
De winnaars van de Hollands Maandblad Beurzen worden jaarlijks op voordracht van de redactieraad van Hollands Maandblad, na consultatie van de redacteur, aangewezen door het bestuur van de Stichting Hollands Maandblad. De Hollands Maandblad Beurzen worden mogelijk gemaakt door het Hendrik Muller Fonds.
De Hollands Maandblad Beurzen worden uitgereikt aan jonge, eeuwig jonge dan wel debuterende auteurs die de afgelopen jaargang in Hollands Maandblad hebben gepubliceerd en de bijzondere aandacht van de redactieraad hebben getrokken met hun werk. De Hollands Maandblad Beurzen (€ 750,-) kunnen de categorieën poëzie, proza, essayistiek, tekeningen alsook combinaties daarvan betreffen.
Het doel van de Hollands Maandblad Beurzen is om het schrijver- en kunstenaarschap van de laureaten te stimuleren, en om bij te dragen aan een duurzame literaire band tussen hen en Hollands Maandblad.
Op 24 januari 2025 reikte Hollands Maandblad de beurzen uit tijdens een evenement van de Balie.
Marcelle Stoutjesdijk (1985) – Wat is eigenlijk moeilijker, een goede roman schrijven of een goed verhaal? De meeste mensen zullen zeggen dat het moeilijker is om een goede roman te schrijven, maar ik vraag me af of dat zo is. Lezers vergeven schrijvers over het algemeen wel de wat mindere stukken in een roman, als die maar gecompenseerd worden door sterke andere passages.
Maar bij een verhaal is een lezer niet zo toegeeflijk. Een verhaal moet vanaf het begin goed zijn, en dat tot het einde blijven.
Voor redacteuren van literaire tijdschriften is het dan ook het moeilijkste om goede verhalen te publiceren. Goede poëzie wordt altijd wel toegestuurd. Goede essays veel minder, maar áls ze worden toegestuurd, zijn ze meestal wel goed. Maar dan verhalen… Zo ontzettend vaak zijn ze te vaag of juist te uitleggerig.
Eerst als redacteur en later als redactieraadlid van een literair tijdschrift ervoer en ervaar ik dan ook een waar geluksgevoel als ik zo nu en dan eens een écht goed verhaal lees of las: suggestief, strak geschreven, niet uitleggerig, met een paar mooie beelden en vooral: een diepere, emotionele laag die nooit benoemd wordt maar die wel een vage ontroering teweegbrengt.
Een voorbeeld van zo’n ijzersterk verhaal is geschreven door de winnaar van de Hollands Maandblad-beurs voor proza, die ik straks bekend zal maken.
De schrijfster – ja, ze is een vrouw, inderdaad – doet iets heel knaps, iets wat vaak mislukt: goed schrijven over sport. Neem bijvoorbeeld voetbal. Zo’n beetje de helft van alle Nederlanders doet eraan, we hebben een literair tijdschrift over voetbal, Hard gras, maar er is nog nooit een echt goede voetbalroman geschreven. Een goede roman over wielrennen is er wel. Altijd hét voorbeeld als mensen willen betogen dat er wel degelijk mooi over sport kan worden geschreven: De renner van Tim Krabbé. En over roeien is er trouwens ook een schitterende roman geschreven: Over het water van Hans Maarten van den Brink.
En over boksen? Jan van Mersbergen schreef een roman over een bokser, Morgen zijn we in Pamplona. Hij liet zich inspireren door Hemingway, die een wereldberoemd verhaal over boksen schreef: ‘Fifty Grand’. Over de strijd tussen twee mannelijke bokskampioenen.
In het in Hollands Maandblad verschenen verhaal staan er twee vrouwen in de ring:
‘Je houdt haar op afstand met een constante serie van voorwaartse trappen, een vals lachje op je gezicht.
Totdat ze je zwakke plek ontdekt, haar tenen om je hiel haakt, je uit balans trekt en je vol in je gezicht slaat.
De woede vindt je vuisten. Je pakt haar vast, trekt je been op en stoot hard met je knie in haar buik. Op handen en knieën valt ze voorover, waarna je haar een schop na geeft.’
Het is een harde scène. Net als Hemingway schrijft de auteur in dit verhaal tegelijk stoer en heel gevoelig. De ene pijnlijke scène volgt de andere op. De totaal verschillende thuissituaties van twee meisjes op de basisschool worden niet beschreven maar heel kernachtig benoemd:
‘Jij bent het kind met de vreemde moeder en de vader die te veel drinkt. Haar vader is strafrechter, haar moeder de vrouw die het hele jaar door op haar knieën in de tuin zit.’
Het ene meisje gaat later naar het gymnasium, het andere naar de MAVO. Het ene meisje gaat op paardrijden, het andere op boksen. De vraag is wie van de twee de ander het meest nodig heeft.
De redactieraad vond het verhaal ‘Rechtse directe’ van een opzienbarende kracht. De Hollands Maandblad-beurs voor proza gaat naar Marcelle Stoutjesdijk.
Yasmin Namavar (1983) – Anne Carson zei ooit: ‘Als proza een huis is, dan is poëzie een brandende man die daar snel doorheen rent.’ Dit brandende gevoel, van verlangen of wanhoop, vinden we terug in de poëzie van deze laureaat. Ze publiceerde één gedicht in het Hollands Maandblad, een drieluik, dat de lezer haast overspoelt met taal. Het gedicht komt in golven over ons heen en dat niet alleen in vorm, inhoudelijk wordt er ook verlangd naar water, naar een ‘gulpende schoot van een groene rivier’ om in terug te worden gezet. De titel van het drieluik zet de toon: ‘Mijn plek is groen’. Hier spreekt iemand met een enorme drang om alles achter zich te laten en haar leven in de handen van de natuur te leggen. Want, en ik citeer: ‘een maretak verstikt zichzelf nooit’. Een maretak die zichzelf verstikt? Deze dichter geeft de natuur menselijke eigenschappen, wat prachtige beelden oplevert. Zo zijn er slijmvliezen die drogen als wasgoed op een vochtige dag, is er een staartbeen dat jeukt aan zijn oevers, en zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Nee, we hebben hier niet te maken met verstilde poëzie, ze bruist alle kanten op, de taal van deze dichter. De lucht is concaaf, donkergrijs, er is een gebloemd hoofd, een vel van violet, vruchtwater in suikerzoete longen, en zelfs de nacht heeft kaken die sluiten. U kunt dit barok vinden, u kunt zeggen, wat een taalplezier, wat een register wordt hier eventjes voor ons opengetrokken. Of schuilt er soms in ieder woord een poging om het onzegbare te benoemen, maar lukt het niet, en blijft de dichter het iedere keer weer proberen? Gebruikt deze dichter, om in de woorden van Ellen Deckwitz te spreken, taal als lekke reddingsboei, die de dichter tevergeefs blijft uitwerpen om te drijven. Wat een geluk voor ons, want juist door die onmacht doet dit gedicht precies wat wij verlangen van poëzie: ze lokt ons telkens terug naar het papier, blijkt bij herlezing rijker en rijker. Als je denkt dat je de kelder hebt bereikt, blijkt er nog een verdieping onder te zitten.
Ja, er schuilt wanhoop in dit gedicht, een kreet om water, beweging, niet dit vastgeroeste leven. Neem bijvoorbeeld de volgende regels:
in de mondholte van de klimmende nacht sluipt kou door mijn stembanden
ik vloek, ik ben alle kleuren steen, ik ben volmondig ja
volmondig nee, beweeg door uitgebeitelde dagen heen
Alle kleuren steen zijn, dat klinkt veelbelovend, maar een steen heeft geen groot kleurenpallet, toch? En dan beweegt het zich ook nog eens door uitgebeitelde dagen heen, oftewel: er is met veel moeite ruimte voor beweging gecreëerd. En let ook op het stuwende ritme dat achter deze woorden schuilt. De herhaling, het binnenrijm, ja, daar kunnen wij als redactieraad alleen maar ons hoofd voor buigen. Het gedicht eindigt in een bos waar de ik-figuur zichzelf te vondeling legt, wachtend op een nieuw verhaal. Waarna de vogels verhit en royaal beginnen te zingen. Precies zo dicht deze beurslaureaat, verhit en royaal. Wij hopen dat ze dat nog heel lang blijft doen. Namens de redactieraad feliciteer ik heel graag Yasmin Namavar met de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2024 voor poëzie!
Natalie Koch (1966) – ‘There is a house in New Orleans / They call the Rising Sun /And it’s been the ruin of many a poor boy / Dear God, I know I’m one’ zongen The Animals, zoals bekend verwijzend naar een bordeel, en de impliciete boodschap kan zijn: ga toch fijn naar een bibliotheek. En natuurlijk helemaal als die bibliotheek Hollands Maandblad in de collectie heeft – The Animals zongen het vijf jaar na de oprichting van ons tijdschrift – wat helemaal niet hoeft te betekenen dat het rauwe leven aan je neus voorbij gaat, integendeel, en is het voor ware Bildung wellicht niet ook noodzakelijk om jezelf volledig af te breken?
Daarover zodadelijk meer.
Nu, er is een huis in Amsterdam, ze noemen het het Huis met de Hoofden, en het is de redding geweest van de Tsjechische geleerde Jan Amos Comenius. De hoofden zouden verwijzen naar zes rovers, die door een keukenmeid stuk voor stuk met een vleesmes werden onthoofd. Kijk, we zijn nog niet eens binnen – ja, het is een bibliotheek – en daar komt de barbarij ons al tegemoet getreden. Het moet gezegd: wat zou er heerlijker zijn dan te sterven onder het vleesmes van een keukenmeid?
Het is echter nog niet zo lang geleden vastgesteld dat het zes goden zijn, onder anderen Apollo, Mercurius, Minerva, Bacchus en Diana. Al kan worden volgehouden dat goden eveneens rovers zijn, rovers die níet het geluk kunnen smaken onder het vleesmes van een keukenmeid te sterven.
De hamvraag is: moeten wij er niet naar streven zowel rover als keukenmeid te zijn?
Ook daarover zodadelijk meer.
Sinds 2017 huisvest dit Huis met de Hoofden de Embassy of the Free Mind, de hermetische bibliotheek van Joost Ritman, en daar is een vrouw werkzaam die zijn culturele schatten voor ons bezoekers én Hollands Maandblad-lezers ontsluit.
Hermetisch? In helder proza belicht ze oude filosofische tradities, waarbij ze laat zien dat ze juist spreken tot onze tijden, ja er bovenuit stijgen, in tegenstelling tot dat wat voor modern moet doorgaan. In het maartnummer van 2024 schrijft de conservator dat Carl Jung veel aan de alchemie ontleende principes in zijn ideeën verwerkte. Vervolgens schrijft ze: ‘Spirituele alchemie leeft als nooit tevoren, al noemen we het vaak anders in de talloze zelfhulpboeken en coachingsprogramma’s gericht op zelfinzicht en zelftransformatie.’ (einde citaat)
Zelfhulp, verwatering; het is óf naar de bron óf naar het bordeel.
Een belangrijke, misschien wel essentiële bijdrage aan het maatschappelijke debat staat in het zomernummer van vorig jaar, dat handelt over de androgyne god. Pas als de mens zijn eigen dualiteit spiritueel overstijgt, in zichzelf man én vrouw verenigt, uit twee één maakt, kan hij weer volledig mens zijn.
Dat bedoelde ik met rover én keukenmeid worden, en ook: jezelf afbreken om opnieuw gevormd te worden tot een hoger wezen, opdat we gewapend zijn mochten de échte barbaren op de stoep staan, voor zover ze het huis niet al zijn binnengedrongen.
Aan deze conservator, romancier en essayist is het te danken dat Minerva ons goedgezind is. Daarom aan mij nu de eer en het genoegen om, als blijk van grote waardering, namens de redactieraad de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2023/2024 in de categorie essayistiek, en de bijbehorende oorkonde en felicitaties, te doen toekomen aan: Natalie Koch!
Paul Klemann (1960) – In de traditie van de Tibetaanse droomyoga stellen de lama’s dat onze droomtoestand even echt – of onecht – is als onze wakkere toestand. Deze gedachte ontvouwt zich ook tussen de pagina’s van Hollands Maandblad bij het zien van de tekeningen van deze laureaat, die met een potlood in de hand droom en realiteit versmelt tot nieuwe werkelijkheden die ons doen duizelen.
In een lege kamer staat een ladder die naar een vierkant gat in het plafond leidt. De kamer lijkt kromgetrokken, de normale wetten van ruimte en tijd gelden hier niet. Transparante mensfiguren zweven rond, een enkeling stapt dwars door de muur de kamer binnen. Maar dan lijkt de schaal plots veranderd, als miniatuurmensjes klauteren ze nu de ladder op en ontsnappen op het nippertje aan de scharen van een enorme schorpioen die onderaan de ladder verschenen is. Iets verder in de kamer lijken twee, nee, drie gezichtloze mensen elkaar te omhelzen, hun armen steken spookachtig door elkaars lichamen heen.
Het beschrijven van een tekening van deze laureaat is als het navertellen van een droom, met een glasheldere interne logica, die eenmaal aan het ontbijt ongrijpbaar is geworden. Er gebeurt ook iets vreemds als ik deze of een van de andere tekeningen in gedachten oproep: ze verschijnen veelkleurig in mijn herinnering, met uithalen in felgroen en donkerpaars. Het lijkt wel of ze met hun hallucinerende kracht ontsnappen aan de rood- en grijstinten, de kenmerkende huisstijl van Hollands Maandblad.
Deze allereerste laureaat in de categorie tekeningen is een visionair verhalenverteller in beeld, oftewel: een cartograaf van de nacht. Al ruim dertig jaar verkent hij het landschap van zijn dromen en heeft hij zich getraind om zijn nachtelijke visioenen direct na het ontwaken vast te leggen. Zijn nachtvangst is niet alleen het vluchtige, intieme beeld van een persoonlijke ervaring, eenmaal op papier lijkt het op een filmstill, ademt het een sfeer die ons even vertrouwd als vervreemdend voorkomt. De tekeningen die mens- en dierfiguren onthullen in landschappen en kamers, balanceren steeds op de grens van het absurde en het herkenbare. Deze kunstenaar verleidt ons naar de zolders van zijn geest – en daarmee ook die van onszelf – waar het onderbewustzijn haar eigen scenario’s maakt. Hij toont ons hoe het mystieke en het dagelijkse met elkaar verbonden zijn, hoe de dag de nacht insijpelt en weet dit op het punt van vervliegen, te vangen op papier.
De Hollands Maandblad-beurs wordt veelal toegekend aan het begin van een carrière, maar in dit geval vieren we een oeuvre dat meermalen bekroond is en in museale collecties is opgenomen. Het is ons een groot genoegen dat dit werk eindelijk zijn glorieuze entree heeft gemaakt op de pagina’s van Hollands Maandblad, een toevoeging zo vanzelfsprekend dat we ons afvragen hoe we ooit zonder hebben gekund. Deze tekeningen laten zien hoe ver beelden ons kunnen voeren, naar een dimensie die het visuele en het talige overstijgt. De droom en de realiteit blijken twee werkelijkheden die naar believen in- en uit elkaar kunnen worden geschoven. Welke van die twee is echt? Het maakt niet uit, want dit is echt.
Het is mij een grote eer om namens de Redactieraad de allereerste Hollands Maandblad-beurs in de categorie Tekeningen toe te kennen aan: Paul Klemann.