Mijn neef Willem
vroeger gingen we samen varen op de Kleine Poel
dronken stiekem bier
en speelden spellen waarvan we de regels zelf bepaalden
helaas zie ik hem
niet vaak meer
hij is zeevaarder
ik lees zeemansverhalen
hij tekent kaarten met lijnen en kaders
ik leg kaarten met plaatjes van pentakels en magiërs
hij kan hijsen en hozen en zeilen en drinken en sterke verhalen vertellen
ik heb tatoeages en gouden oorbellen
hij leeft tussen de golven
en ik: woorden
als Willem weer aan wal is
letten we niet op onze verschillen
dan vallen we samen
in dobbelstenen
met ongelijke vlakken
en whisky
*
De Vrijbuiter
de boot fluistert vloeiend door de golven
voegt zich naar elk roerverzoek
lijkt zich te verzoenen met ons plan
maar gisternacht nog brak ze los
bijna ontsnapt
de nieuwe stuurman
draagt een broek met strepen, verticaal
en op de knieën en het zitvlak
zijn extra stukken stof genaaid
met gekleurde patronen
de maat hijst de fok
met een lach
ze heeft wel met koudere winden gezeild
dan die op het Grevelingenmeer
Spitsbergen, bijvoorbeeld
stuurman en maat
kennen hier alle routes en gevaren
ze lachen en zingen
bij wijze van vermaak
maar ik ben onbekend met de zoute golven
de aalscholvers, de schuimkoppen
het gefluister van de Vrijbuiter
ze zegt: slaap zacht, straks
ze letten te goed op
geen poging van mij
vannacht
*
Op de rotsen
alleen de wind
de rotsen
sommigen rollend, brekend
uiteenspattend op harde kolossen
het zachte binnenste ontblotend
als krabben
maar in deze verlatenheid
geen gepantserde fossielen
om me aan mijn eigen zachtheid
te herinneren met hun scharen
ik ben het die mezelf moet knijpen