Skip to Content

Studieadvies in een tijd van intellectuele kitsch

From the book depository

Onlangs besloot minister Dijkgraaf van Onderwijs tot een radicale ingreep in de regeling van het bindend studieadvies (bsa) in het hoger onderwijs. Vanaf het studiejaar 2025-2026 hoeven alle studenten in alle studierichtingen in hun eerste jaar nog maar 30 van de 60 studiepunten te halen. Volgens de minister zorgde het bsa voor overmatige ‘studiestress’ en was het een aanslag op het ‘studentenwelzijn’. Tot op heden mocht elke opleiding in het hoger onderwijs autonoom beslissen hoe men het bsa toepaste, zodat sommige studierichtingen de volle 60 studiepunten eisten en andere in het geheel niets (het gemiddelde in het Nederlands hoger onderwijs was 41 studiepunten van de 60).

Het ontging de meeste media dat minister Dijkgraaf met deze versoepeling een oude wens van zijn voorganger realiseert. Al in 2018 wilde toenmalig onderwijsminister Van Engelshoven (ook D66) het bsa afschaffen, maar koos (tevergeefs) voor een verlaging naar 40 studiepunten na boze reacties van universiteiten en hogescholen. Bovendien waren er grote twijfels in de politiek, die zelf had gevraagd om invoering van het bsa om het uiterst lage rendement in het Nederlands hoger onderwijs op te krikken. Ook zij betoogde destijds dat ‘de druk die op studenten wordt gelegd te hoog is’ en dat studenten ‘de kans moeten krijgen om zich breder te ontwikkelen’ dan de studie alleen.

Dat de minister met haar demarche vooral probeerde in het gevlei te komen bij de studenten die boos waren over het leenstelsel dat in 2015 was ingevoerd, onder meer met steun van de PvdA en van haar eigen partij D66, verhinderde niet dat de mythe van de ondraaglijke studiestress was geboren. Net als zij verwijst minister Dijkgraaf naar ‘onderzoeken’ die bewijzen dat het ‘studenten-welzijn’ door het bsa wordt aangetast, maar in feite gaat het om een enquête van de studentenvakbond onder de eigen leden en een verkenning van het rivm over de samenhang tussen het leenstelsel en psychische problemen. De enige wetenschappelijke studie over het bindend studieadvies werd uitgevoerd aan de Technische Universiteit Delft en had als conclusie dat het prima werkte om studenten te motiveren de studie serieus te nemen. Ook de destijds scheidend rector magnificus en voorzitter van het CvB van de Universiteit Leiden Carel Stolker had dit vastgesteld. Volgens hem koos de politiek uit populistische motieven voor ‘langstudeerders, studenten in een verkeerde studie, en voor nog meer werkdruk voor onze docenten’.

Minister Dijkgraaf herhaalt echter vol overtuiging de mythe van Van Engelshoven over het gebutste ‘psychische welzijn’ van studenten en de ‘verlammende werking’ van het bsa. Ondanks bozige reacties uit het onderwijsveld en menig negatief getoonzette ingezonden brief bij de nationale kranten, was de minister overtuigd van zijn aanpak van de ‘studiestress’. Volgens Dijkgraaf wordt ‘de lat in het eerste jaar vaak te hoog gelegd, met te veel druk op de student tot gevolg’.

Zulks maakt nieuwsgierig hoe hoog die lat dan wel niet ligt aan de Nederlandse universiteiten en welke druk de minister bedoelt. Het is gek, maar er klonk nimmer enige zorg over ‘studentenwelzijn’ toen jaren geleden al Frans en Duits als talen verdwenen uit het universitaire curriculum. Nimmer hoorde men de minister over hoge latten toen onlangs bleek dat ook de beheersing van het Engels door Nederlandse studenten onvoldoende is. En hoe zit het met die ondraaglijke druk oog in oog met de vaststelling aan de Universiteit Utrecht dat Nederlandse studenten zelfs wat betreft hun eigen taal ‘een te lage taalvaardigheid hebben’, ja, dat ze ‘het rationele discours steeds minder beheersen en niet goed meer kunnen denken aan de hand van taal’.

Evenmin hoorde men de minister en studentenorganisaties kreunen over een te hoge lat toen het afgelopen decennium het curriculum van veel studierichtingen met 20 tot 25 procent werd beknot, toen boeken steeds meer plaats maakten voor pdf’jes met een voorgeschreven ‘leesbelasting’ (van liefst 4 pagina’s per uur), toen veel studierichtingen een aanzienlijk deel van het eerste jaar gingen gebruiken voor het vak ‘academische vaardigheden’ (bedoeld wordt: lezen, schrijven en rekenen), noch toen werd besloten dat 20 procent plagiaat bij scripties toelaatbaar is, en evenmin toen universiteiten afspraken dat de vijfhonderd commerciële bureaus voor scriptiebegeleiding de werkstukken van studenten tegen betaling mogen opkalefateren.

Goed, men kan zich voorstellen dat de lat hoog ligt en de belasting aanzienlijk is bij de kleinere bètastudies waarmee Dijkgraaf bekend is. Van de populaire studies met het overgrote deel van de studentenpopulatie, zoals rechten, psychologie, economie en sociale wetenschappen, kan dat echter zeker niet worden gezegd, ook al is het uitvalpercentage daar nog vaak boven de 50 procent. En hoe hoog ligt de lat eigenlijk bij de bron van de wildgroei van het Nederlandse hoger onderwijs, de nieuwe ‘kundes’, zoals communicatiekunde, managementkunde, vrijetijdskunde, genderkunde en onderwijskunde, waarvan het kennisdoel dikwijls even onduidelijk is als de studiebelasting.

In dit perspectief is het geen wonder dat hele wetenschapsgebieden zijn verworden tot onvruchtbare vlakten waar alleen nog zinnen als ‘The problematisation of the spatiality in the materiality of the posthuman self-reflexivity in our trans-global identity’ als postmoderne zombies ronddolen.

Wie het onderwijsdebacle in Nederland bekijkt, zou bijna geneigd zijn te concluderen dat de voortdurende verlaging van de eisen aan studenten in het hoger onderwijs naar beneden is doorgegeven. Waarom zou je nog Duits kiezen als je weet dat je die taal nooit tegenkomt op de universiteit? Waarom zou je een boek lezen als in het hoger onderwijs toch alle boekenlijsten zijn afgeschaft en je academische vorming zich voltrekt via digitale snippers tekst? Waarom zou je begrijpelijk leren schrijven als het hoger onderwijs kant en klare voorbeeld­scripties aanbiedt, als je een scriptiebureau in de arm mag nemen, als blijkt dat je ook een master-opleiding kunt afronden met een podcast, een blog of een video.

De bsa-maatregel van Dijkgraaf is bovenal een verdere stap in de infantilisering van het hoger onderwijs. Als iedereen op z’n hurken gaat zitten, is het vanzelfsprekend dat op menige universiteit colleges alleen nog worden gegeven van negen tot drie in één vak, omdat afwijking van de school­uren ‘te verwarrend’ is voor studenten. Dan is het niet verwonderlijk dat men steeds meer klachten van studenten hoort over ‘gebrek aan huiswerkbegeleiding’. En dan is het welhaast vanzelfsprekend dat het nu gemeengoed is dat studenten aan hun docent vragen: ‘Meester, hebben we morgen les op school of is het al grote vakantie?’

Laten we er niet omheen draaien. Er zijn nogal wat studies in het hoger onderwijs die helemaal niet zorgen voor ‘studiestress’, maar die integendeel onnozelheid een slechte naam geven. O ja, en de groteske maatregel van Dijkgraaf, die de grootste miskleun is in zijn ministeriële bestaan, geldt zeker niet voor alle jongeren met stress. Denk dus niet dat jongeren in de zorg voortaan maar de helft van hun stervende patiënten hoeven te verzorgen. Deze maatregel geeft de privileges louter aan de meest geprivilegieerden.