Op 31 december 2020, slechts een paar uur voor het nieuwe jaar aanbrak, verscheen een bericht op de Instagrampagina van rapper MF DOOM, geschreven door diens echtgenote Jasmine: ‘May THE ALL continue to bless you, our family and the planet,’ stond naast een foto van DOOM op een ontraceerbaar grasveldje, duidelijk genomen tijdens een warm seizoen. De zon scheen voluit. Zijn buik is gehuld in een wit shirtje van de New York Knicks, de spieren van zijn ontblote armen zijn aangespannen, zijn vuisten gebald, en op DOOM’s gezicht prijkt zijn vermaarde metalen masker, natuurlijk – het masker, dat aan de onderkant bestaat uit twee omlaag stekende punten en dat vermoedelijk het bekendst is van de film Gladiator, zoals vrijwel altijd bedekte het DOOM’s gehele gezicht.
En nu was hij transitioned, zo berichtte Jasmine, een omschrijving die paste bij hoe DOOM muziek maakte: hij was geen rapper voor de directe, eenduidige zinnen, hij zou nooit plompverloren hebben medegedeeld dat iemand was overleden. Te saai. Te expliciet. DOOM was juist iemand van de omtrekkende bewegingen, van de gedetailleerde, soms onbegrijpelijke verwijzingen naar comics en andere muziek, van de onverwachtse en ongrijpbare zijpaden, steeds opnieuw, jaren achtereen.
Later bleek dat hij al twee maanden eerder was overleden. Zijn doodsoorzaak is tot op heden onbekend gebleven. Geruchten over zelfmoord doen de ronde, maar die hebben nooit een consistente, geloofwaardige vorm aangenomen. Ondanks DOOM’s reputatie – kort samengevat: DOOM was geen echte beroemdheid, maar gold voor velen als een van de beste rappers ter wereld, ook voor mijzelf – is alles rondom DOOM’s einde nog steeds geheimzinnig. Als die Instagrampost niet was geplaatst, had hoogstwaarschijnlijk alleen de directe familie geweten dat hij niet meer leefde. Want hoezeer mensen DOOM ook bewonderden, zijn teksten meerapten en shows bezochten, niemand wist precies hoe hij eruitzag, wat voor leven hij leidde, waar hij zich doorgaans begaf als hij niet op het podium stond. DOOM’s wereld was een om eindeloos te analyseren, maar er bleef altijd een kloof bestaan tussen the masked villain en diens omgeving, niemand kon die werkelijk overbruggen, zelfs de producers niet die intensief met hem werkten; na elke samenwerking was hij alweer vertrokken naar een volgend project.
Het is een raadsel in welke toestand DOOM overleed: ziek of fit, arm of rijk, tevreden of verbitterd, volop aan het werk of juist met veredeld pensioen, bij hem is alles mogelijk. Alsof hij nooit voluit meedeed met het universum waarin zijn muziek verscheen, alsof hij zich al vanaf het moment dat hij zijn masker opzette aan het losmaken was van het aardse.
Op allerlei niveaus draaide het werk van MF DOOM om ongrijpbaarheid. Uiteraard via het masker. Zijn gezicht werd nooit prijsgegeven; niet op het podium, niet op platenhoezen, niet tijdens interviews. Ook de werelden – hier is de meervoudsvorm gepast, het was niet één coherent universum dat DOOM creëerde – die hij in zijn teksten opriep, lieten zich nooit helemaal overzien.
Zo begon hij al niet als DOOM. De vroege twintiger die de naam Daniel Dumile in zijn paspoort had staan, geboortejaar 1971, verdeelde zijn tijd tussen graffiti en rappen en voelde zich om onverklaarbare redenen aangetrokken tot de letters z, v en x, wat resulteerde in de artiestennaam Zev Luv X. Met zijn broer Subroc vormde hij de rapgroep KMD, die verraderlijk vrolijke nummers maakte – niettemin bevatte de muziek scherpe teksten over sociale ongelijkheid en (raciale) vooroordelen.
Pas jaren later kwamen de pseudoniemen. Dumile opereerde inmiddels solo. Hij baseerde het pseudoniem MF (Metal Fingers) DOOM op een personage uit de Amerikaanse superheldencomic Fantastic Four: Dr. Doom, een eenzelvige man die door illegale experimenten met chemicaliën ernstig verminkt raakte en in een schurk veranderde. Comics achtereen zwierf de dokter rond, op zoek naar helers die hem konden genezen, maar zonder succes. Uiteindelijk hulde hij zich in een metalen pak, inclusief masker. Vanaf dat moment werd hij machtiger en machtiger en kreeg hij een duidelijk doel voor ogen: de baas worden over de wereld die hem niet meer wilde (en uiteraard al doende wraak nemen op tegenstanders en deugdzame superhelden). Dumile verwees vaak naar Dr. Doom, zowel in teksten als samples (afkomstig uit de Fantastic Four-cartoonserie). MF DOOM werd de naam waaronder hij de meeste muziek uitbracht – soms met variaties als DANGERDOOM of JJ DOOM.
Vooral tijdens het begin van zijn muzikale renaissance gebruikte DOOM een veelvoud aan namen. Misschien zocht hij naar de beste alias, misschien kon hij de jarenlang opgehoopte creativiteit gewoonweg niet kwijt in één rappend personage. Rond de eeuwwisseling doopte hij zichzelf Metal Fingers, een figuur die uitsluitend instrumentale projecten maakte. Hij bracht een album uit als King Geedorah, een driekoppige draak afkomstig uit de Godzilla-franchise – Dumile kroop al rappend in de drakenkop, waarbij hij hulp kreeg van andere artiesten die rapten als andere monsters. Daarnaast maakte Dumile deel uit van het ensemble Monsta Island Czars, dat bestond uit rappers en producers die speciaal voor deze gelegenheid een monsterlijk alter-ego aannamen en dat zorgvuldig uitwerkten. En dan had was er ook nog Viktor Vaughn, een tijdreizende schurk uit een alternatieve dimensie waarin de staat hiphop verboden had. Vaughn verzette zich daar uiteraard fel tegen op twee bijzonder sterke soloalbums.
Er vallen scriptiewaardige, technische verhandelingen te schrijven over wat Dumile als artiest zo uniek maakte, al die eigenschappen waar ik als middelbare scholier zo ongeremd voor viel: hij rapte vloeiend, doelgericht, met een schorre, ietwat raspende stem in coupletten die elkaar razendsnel opvolgden, vaak zonder refrein tussendoor. De teksten liepen over van de verrassende, scherpe en ook onwennig grappige vondsten (‘Livin’ off borrowed time, the clock ticks faster’; ‘You could either ignore this advice, or take it from me / Be too nice and people take you for a dummy’). Aan de hand van uitgebreid data-onderzoek concludeerde een Amerikaanse wetenschapper in 2019 dat DOOM in zijn solowerk meer dan zesduizend unieke woorden gebruikte, waardoor hij behoorde tot de rappers met het meest uitgebreide vocabulaire ter wereld.
Wat dit gegoochel met woorden, namen en fantasierijke levenslopen niet zomaar uit de hand gelopen spielerei maakt, maar werkelijk interessante materie, ook nu de balans van Dumiles muziek en zijn ondoorgrondelijke leven kan worden opgemaakt, is dat hij onder iedere naam anders rapt. Zijn pseudoniemen waren geen marketingtrucs of gelikte gimmicks. Het waren zorgvuldig uitgewerkte alternatieve identiteiten, die zich in de teksten en ook in de verschillende ritmes openbaarden via variaties in tempo, woordenschat, rijmdichtheid.
Een van de weinige constanten? Steevast bleef het masker op. Of zoals hij zelf rapte: ‘He wears a mask so when he dogs his face / Each and every race, could absorb the bass.’ En in een ander nummer: ‘Take it from the dude who wear a mask like a ’tarded helmet.’
Toen ik achttien was, verhuisde ik voor een halfjaartje naar DOOM’s geboortestad, Londen. Daar kwam een vriendelijke, ietwat strenge Nederlandse uitgeefster naar me toe gevlogen die mijn eerste fictie had gelezen en zo snel mogelijk wilde uitgeven. Ze wilde live bespreken hoe we het ‘allemaal gaan aanpakken’, zo had ze me van tevoren gemaild. Volgens mij wilde ze me vooral eens in de ogen kijken voor ik een boekcontract met haar tekende, om te controleren of ik niet knettergek was. We bespraken de zwakke plekken van mijn manuscript, de mogelijke titel, de contractvoorwaardes en toen vroeg ze met enig gewicht in haar stem: ‘Wil je het boek onder je eigen naam uitbrengen, of kiezen we voor een pseudoniem? En wil je jezelf zichtbaar maken via een auteursfoto?’
Ik herinner me nog goed dat we daar zaten, de uitgeefster en ik, in het British Museum, want dat was gratis toegankelijk en lag dicht bij zowel mijn universiteit als een metrohalte. We dronken cappuccino en aten voorverpakte sandwiches. Het was een levendig gesprek, later zou dit het levendigste gesprek blijken dat de uitgeefster en ik ooit zouden voeren, alles kon nog op dat moment.
‘Een pseudoniem?’ herhaalde ik zachtjes. Eerlijk gezegd begreep ik niet waarom ze me daarnaar vroeg. Ik probeerde het mogelijke effect van een pseudoniem te overwegen, niet het soort pseudoniem waar een reeds bekende schrijver achter schuilging, maar een pseudoniem dat anonimiseert, verhult, dat ervoor zorgt dat iemands werk zo veel mogelijk losstaat van diens persoonlijke achtergrond. Ik dacht aan MF DOOM, wiens intelligente, soms springerige muziek de soundtrack van mijn Londense dagen vormde. Ik kende veel van de teksten uit mijn hoofd en kon inmiddels alle alter-ego’s precies onderscheiden, ook degenen die hij nauwelijks gebruikte, en toch had ik nog altijd geen idee hoe hij eruitzag, wat voor leven hij leidde.
Diezelfde middag nog vloog de uitgeefster terug naar Nederland. De belangrijkste gespreksonderwerpen waren afgevinkt, het contract was getekend. Ik had de optie van een pseudoniem van tafel geveegd – en dus ook de mogelijkheid ooit nog helemaal onzichtbaar schrijfwerk uit te brengen. Ik koos voor mijn eigen naam; de naam die op mijn debuut belandde, die bij foto’s in interviews verscheen, die boven dit stuk staat. Waarom koos ik eigenlijk voor bekendheid, terwijl ik altijd verkondig dat alleen iemands werk ertoe doet, dat sappige interviews of mooie foto’s slechts dienstdoen als opsmuk, als ruis?
Alles is ijdelheid en najagen van wind, vermeldt Prediker. Misschien was ik diep vanbinnen simpelweg niet overtuigd genoeg van wat ik schreef om dat op zichzelf te laten bestaan. Ik luisterde weliswaar dagelijks naar DOOM, ik probeerde zijn werelden, inclusief de raarste flarden en intermezzo’s, te doorgronden en via mijn oordoppen steeds dichter te naderen. Maar ik durfde nooit de keuze te maken die hij had gemaakt.
Je kunt ook naar DOOM kijken zoals een psycholoog naar een zwijgzame patiënt: daar waar hij niet over praat, daar moet de pijn wel zitten.
Zo bezien vermeed DOOM met reden al te autobiografische teksten en weerde hij het dagboekachtige steeds sterker, juist omdat de pijn die daarmee gemoeid ging te overweldigend was, te verstikkend. En dus rapte hij relatief weinig over dat Subroc in 1993 werd doodgereden toen die in New York een straat overstak. En verzweeg hij dat Zev Luv X daarmee óók stierf – prompt bracht hij niets meer uit. En dat het al voltooide tweede album van KMD tot Dumiles afgrijzen werd geannuleerd door de platenmaatschappij (men vond de teksten en de cover te militant). Dat hij zich daarna terugtrok uit de muziekindustrie, volgens de verhalen rancuneus en in zichzelf gekeerd. Dat daarna een periode aanbrak die vormend leek voor alles wat volgde, een periode waarin Dumile in een diepe depressie belandde. Dat hij medio jaren negentig aan de drank raakte, zich in drugs verloor, maandenlang over straat zwierf zonder toekomstplan. Dat er toen in Manhattan plotseling een onbekende rapper opdook op open mic nights, gehuld in een krakkemikkig Doctor Doom-masker (het Gladiator-masker kwam pas later). Dat dat masker meteen cruciaal bleek omdat hij zo’n afkeer had gekregen van de muziekwereld, die steeds commerciëler werd en steeds meer draaide om uiterlijk vertoon. Dat dit masker een poging was de aandacht weer hoofdzakelijk op de inhoud te richten, op het eigenlijke werk. Dat ieder masker zowel een aanval als een verdediging behelst. Dat Dumile algauw al zijn aliassen losliet op het publiek, ons overspoelde met nieuw materiaal. En dat hij uiteindelijk het MF DOOM-pseudoniem het meest omarmde, dat die keuze niet zomaar viel toe te schrijven aan escapisme.
Je kunt je afvragen wat het effect van het masker is voor het luisteren naar DOOM’s werk. Of dat anders klinkt wanneer je weet dat een gemaskerde onbekende schuilgaat achter die gebonden poëzie. In het verlengde daarvan is het interessant nader stil te staan bij de parallellen tussen Daniel Dumile en Dr. Doom. Niet alleen de identieke initialen, maar ook de origin stories van Dr. Doom en MF DOOM blijken opvallend verwant. Beiden zwierven rond na een traumatische ervaring op zoek naar verlossing, beiden hervonden zichzelf achter een metalen uitrusting en durfden pas vanuit die anonimiteit voluit naar buiten te treden. En net als Dr. Doom richt MF DOOM zich in zijn teksten vaak op grote machten die individuen onderdrukken; hij rapte over de oppervlakkige strategieën van platenlabels, over wat er volgens hem schortte aan de muziekindustrie, over rappers die pronkten met hun (crimineel verkregen) geld en bezittingen. Zoals Dr. Doom uithaalde naar een wereld waar hij nooit helemaal bij kon horen, zo nam Dumile al rappend wraak op de industrie die hem liet vallen, juist toen hij gebukt ging onder een groot verlies. Pas toen hij zich als iemand anders voordeed, kon Dumile zijn verleden eindelijk enigszins de baas worden.
Hoewel hij grotendeels in New York was opgegroeid, trof ik wanneer ik weer eens informatie over Dumile opzocht telkens dat kale gegeven achter zijn naam: born in London. Bekend is dat DOOM altijd een zwak heeft gehouden voor die stad, wat weer bijdroeg aan de mysterieuze aantrekkingskracht die Londen voor mij toch al bezat, zo groots en groot als de stad was, met haar mengeling van deftigheid en armoede, van schoonheid en lelijkheid.
Toevallig was DOOM terwijl ik naar Londen verhuisde bezig aan een Europese tournee, waarna hem toegang tot Amerika werd gezegd. Hoewel hij vrijwel zijn hele leven in New York had gewoond, had hij nooit een Amerikaans paspoort gekregen. Nogal naïef ging hij ervan uit dat hij het land alsnog wel binnen zou komen, aangezien zijn familie daar woonde. Sinds die tour is DOOM echter nooit meer in Amerika geweest; zijn voornaamste thuis werd hem abrupt ontnomen en noodgedwongen vestigde hij zich in Londen. Niet veel later zei DOOM dat hij ‘done’ was met Amerika. Die opmerking verraadde een verbitterdheid die in zijn werk altijd achterwege is gebleven. Terzijde: vanuit dit licht is het vreemd dat hij uitgerekend met die foto in New York Knicks-shirt afscheid nam van het aardse.
Tijdens mijn Londense maanden liep ik veel rond. Lange wandelingen waren het, zonder achterliggend plan, van Camden naar Soho, van Hackney naar Fulham. Plots leefden DOOM en ik in dezelfde stad. Ik struinde internet af op zoek naar aanwijzingen over zijn verblijfplaats, over zijn gezin, over glimpen van zijn Britse leven. Nieuwe nummers luisterde ik extra aandachtig, ik stuurde zijn nieuwe Londense platenlabel een e-mail met een bij voorbaat kansloos interviewverzoek. In theorie kon ik DOOM elke dag tegenkomen. Omdat zo weinig over hem bekend was, meende ik hem veelvuldig te zien – duizenden passerende gestaltes zouden de naam Daniel Dumile in hun paspoort kunnen hebben staan. En zo liep ik daar rond, met grote passen en een nieuwsgierige blik, alsof hij overal kon opduiken, alsof ik hem steeds bijna had gevonden.
In diezelfde tijd tekende ik dus mijn boekencontract. Sinds DOOM’s overlijden keer ik regelmatig terug naar dat moment. Naar het British Museum, waar ik zat met trillende handen en een klamme rug, aan het begin van wat mijn volwassen leven werd. Grootse verwachtingen koesterde ik, mijn bestaan kon nog eindeloos veel gedaantes aannemen, zo voelde dat althans. Zelfs toen ik mijn handtekening zette en zo de openbaarheid van mijn naam en gezicht vastlegde, waarmee ik een levensloop van start liet gaan die voorgoed minder mysterieus zou worden dan die van DOOM.
Nu, ruim tien jaar later, is even weinig bekend over Dumiles leven in Londen als toen ik daar rondliep. In 2017 maakte DOOM zelf op sociale media bekend dat zijn veertienjarige zoon, King Malachi Ezekiel, was overleden. Het bleef bij die losse mededeling, zonder enige context. Zelfs na Dumiles dood is geen snipper nieuwe informatie vrijgekomen. Ik ben weer aan het googelen geslagen – tevergeefs. Er duiken geen foto’s op van DOOM of zijn gezin; niemand weet hoe de echtgenote van het Instagrambericht eruitziet, het hoe en waar van zijn dood blijft in nevelen gehuld. Wat resteert is het werk. Precies zoals hij het wilde.
Tegenwoordig beluister ik vooral dezelfde albums als toen ik in Londen leefde, dat onverwoestbaar sterke materiaal met Madlib, met Danger Mouse, met andere producers die inmiddels enigszins verward hun verdriet over DOOM’s einde hebben uitgesproken.
Zijn laatste levensjaren bracht DOOM nog maar weinig muziek uit. Geen soloprojecten of nieuwe aliassen, af en toe een gastoptreden op een nummer van een onbekende, beginnende artiest. DOOM klonk zelden nog zo geïnspireerd en geraffineerd als vroeger. Hij rapte als iemand die geleidelijk aan het wegglijden was. Of nee: als iemand die er nooit helemaal is geweest.