op een dag valt een lach mijn gezicht aan
met de zekerheid van een intentieverklaring
het is dezelfde dag waarop iedereen tegelijk
de steunkousen van de toekomst optrekt
geen wonder dat ze niet zelfstandig op kon staan
maar daar staat ze op een dag zijn de museums
de straat en de straat de museums op een dag
leer ik mijn gedachtes van kwik te zijn zodat ze
smelten bij kamertemperatuur dan loop ik zomaar
bij je binnen en kijk ik over een rand eindelijk
kijk ik over een rand en blijkt het daar allemaal
veel gezelliger waar was ik al die tijd mee bezig
op een dag verklaar ik de nacht oranje let maar op
dan zwengel ik een vrolijk ritme aan zo opzichtig
dat iedereen de hendel ziet zitten en er op elk gewenst
moment zelf aan kan gaan hangen ja op een dag ja
ga ik op mijn hoofd staan en besef ik dat een berg
een uitgestoken tong is naar de hemel op een dag
zie ik mezelf op die berg staan steunend van het ene
op het andere been en noem ik me popelend
*
wat: het landschap vertrouwen
hoe: de haai vergeten
drijft al jaren dood in z’n aquarium
kleurt het water prachtig groen
alsof hij ergens een goed antwoord op gaf
je hebt hier vragen over
maar die kunnen wachten
denk het vliesje van je hersens
tot bal en schop jezelf door de straten
het vermogen kiezelstenen
tot tegels plat te slaan
de leidingen daaronder
tot zee
drijft al jaren dood in de buizen onder je terras
zie haar ongecontroleerde golven maken
alsof ze voor het eerst de wei in mag
ach
stik in je landschap
twee manieren:
wees onverschillig
bij alles wat langs je heen gaat
zoals je keel dat al jaren doet
of
werp de scherpe eindjes van je zinnen
naar de sluipende leegte achter je
kijken of je haar omtrek vast kunt nagelen
*
hoi goeie ouwe
vierde muur van me
en hoi zinnen
die ik omdraaide
als dode beesten
op een grillplaat
steeds maar weer
omdraaide kijk
deze kant
ook dood
hoi verbrande stukjes
die ik naar jullie
toe wil brengen
maar verbrande stukjes
zijn serieuze stukjes
die ziektes opwekken
hoi ziektes groot en
duur hoi eerste
dode zin op volgende
dode zin hoi goeie ouwe
vierde muur van me
ik loop even van je weg
om je te beoordelen
hoi afstand hoi smeulend feestje
wat ben jij groot geworden
hoi verrassend lange tijd
die ik in de wangen knijp
en omdraai
steeds maar weer omdraai
om het einde te vinden
dat er natuurlijk niet is
*
omdat ik wil laten zien hoe een gelukkig hoofd eruitziet
moet nu iemand op het grasveld gaan liggen
wat mij betreft mag deze persoon later zeggen dat het
een spijkerbed was zodat hij of zij er een heldhaftig
verhaal aan overhoudt als er maar iemand op het gras ligt
en kijkt naar het bloeien van de magnolia en zegt die blaadjes
net waren het nog gebalde vuisten en nu gespreide handen
iets over vergeving of zo
nu zou je willen schreeuwen DIE BLAADJES VALLEN STRAKS
AMBITIELOOS VEKLEURD OP DE GROND NET ALS JE OGEN
maar nee niets van dat alles een gelukkig hoofd
is een kerk na de beeldenstorm
ieder zorgvuldig opgehangen doek verbrand door de hitte
al het glas in lood het buitenverblijf in gesprongen op zoek
naar publiek en zo hoort het
wie verlangt naar wat ruimte ziet deze opsmuk is brandbaar
en dit is het tijdperk van zitten dus zit
zie hoe het opstijgt richting hemel
waar je nu naar kunt gluren zonder pijn in je nek
dagenlang zal je naar de hemel gluren liggend
op het gras nu je weet dat naar de hemel gluren
in de hemel niet kan de hemel heeft een zeldzaam laag plafond
de akoestiek is koppijn bij ieder zuchtje
en er is zo ontzettend veel licht
dat je alleen maar naar het rood
van je oogleden kunt kijken
waar je in wil zwemmen
als het blauw was geweest