Slaapdronk
Hij wil dicht tegen haar taal aankruip
als twee mens in een bed
niet omdraai als zijn arm slaap.
Hij zeg dingen die direct klink
niet eerst in tekst hoef resoneer
zeg klankstootmedeklinker
zeg knieholte, zeg knie.
Hij spreek in nieuw woorden
die zij elke keer begrijp
zonder uitleg als
beweging op beweging
been op been op
vel op vel, keer
op keer
zonder uitleg, zij
beweeg, hij
beweeg.
Wat je erf is armoe
Hij draag zijn infuuspaal
als een kruis, een
zakje heldere vloeistof
water, zout, hij
heef geen bloedgroep
alsof hij nooit uit een
vader, moeder kwam.
Hij sta nog even
na met zijn geslacht
in zijn hand, de dikke
doorzichtige druppels
vormen maar geen
bloedlijn, de kamer
een badkamer, aan
deze tegels hecht
niets. Is de schakelaar
voor de lamp of
de broeder, zuster?
Knip het licht uit
alleen de knop
schijn nog oranje
hij vind de deur
zelf wel, zijn ene
hand belast met
het staal van
een stamboom
een piepende
infuuspaal
generaties
een drift, hij
duw en het
onvermogen
blijf, wat je erf
is armoe.
Samen de jaren samen de dagen
Hij kijk naar hoe zij
in de keuken sta en
daar haar tanden poets
en spuug en spoel
plots wijs en zeg dat zij
vier kiezen over heb.
Hij zie trotse rijen
kauwsteen, baleinen
die eigenwijs stukjes bot
die zich dan juist
bij het leven toon.
Niemand tel de keren
dat zij het schuim
op het putje, de kraan
op het schuim en het
water alles wegdraai.
Hij denk iemand moet
notuleer, een logboek
een instantie, een
nationaal belang, iemand
die verzeker dat wij blijf kijk
als hij het gewoon, als hij
de tel kwijtraak in dat huis
met zijn dagen, als hij
alleen nog maar de jaren tel.