Twee jaar geleden ging het niet zo goed met me, wat heet, het ging helemaal niet goed met me. Ik was zo diep afgedaald, dat ik zelfs naar de mis ben geweest. Voor het eerst. Althans, voor het eerst bij de Oudkatholieken. Na afloop zat ik met koffie en twee boterhammen voor de laptop. Koffie zet ik nog altijd met zo’n potje van Bialletti, een mokkapotje, net als thuis, ik bedoel, net zoals wij deden toen we samen waren.
Om mezelf voor deze uitzinnige knieval voor de verantwoorde koffie te straffen, gebruik ik het goedkoopste huismerk van Albert Heijn, die omgerekend nog altijd zeven gulden negentig kost. Ik stam uit een geslacht waarin het zetten van koffie geen onderwerp van discussie is en nog in guldens wordt gerekend. Mijn ouders hebben nooit interesse in lifestyle of andere nieuwigheden gehad. Koffie zet je met een koffiezetapparaat waar filters in moeten, en als de koffie klaar is, wordt die overgeheveld in een thermoskan, waar hij de hele ochtend langzaam verbittert en ten slotte sterft.
Het viel me niet mee, mijn eerste mis, want en ik had een enorme kater. Die had ik de vorige avond opgedaan, want ik had, voor het eerst sinds ik in de diepte was gezonken, afgesproken met Laura, het meisje, pardon, de jonge vrouw, excuus de actrice met de onafzienbare collectie speeltruitjes, plooirokjes, zomerjurkjes, muiltjes, kuitlaarzen, hemdjes en kousen (geen panty, nooit een panty). Je herinnert je haar ongetwijfeld.
Zoals gewoonlijk verliep ons gesprek als een college Theoretische Literatuurwetenschap. Er werd van alles aangesneden en ondertussen peilden we vooral elkaar – veel meer althans dan de vroege werken van W.F. Hermans, de recente ontwikkeling van Arnon Grunberg en haar merkwaardige voorkeur voor allerlei onbekende internationale auteurs. De theorie bedekte het verlangen amper. Je weet, ze is erg aantrekkelijk, heel slim en volledig geschikt om als mijn vrouw door het leven te gaan.
Het liefst zou ik haar tijdens elk gesprek aanvliegen, van haar kleding ontdoen en bezitten, maar ze is niet alleen actrice, maar ook gehuwd en heeft drie kinderen en een man die haar vertrek niet zou overleven. Net als zij werkt hij bij het toneel, en toneelmensen overleven zoiets niet, die moet je niet verlaten, die worden niet verlaten, die verlaten zelf, of juist niet. Daarbij komt dan ook nog dat Laura de laatste jaren vruchteloos in behandeling is voor haar bindingsangst, en wel bij een psychiater die haar niet kan loslaten en haar minnaar wil worden. Het is allemaal nogal ingewikkeld.
Het werd laat, we dronken wijn en ik wist de volgende ochtend niet meer waarom ik de wekker had gezet. Net toen ik me geërgerd wilde omdraaien, schoot het me te binnen: ik moest naar de kerk. Voor het eerst naar een andere kerk dan de roomse, waarmee ik, net als met filterkoffie, opgroeide. Zo diep was ik gezonken, dat ik verlossing zocht bij de Oudkatholieken.
Ik moest van mezelf, dus ik ging. Toen we een half jaar uit elkaar waren, heb ik besloten dat mijn menswording de komende jaren door drie stutbalken zou worden gedragen: eenzaamheid, schrijverschap en religie. Je weet dat ik niets, maar dan ook niets wil weten van rooms gezemel over de Heer en van dat slijmerige gedoe over dat Hij gestorven is om ons te verlossen. Van roomsen moeten wij katholieken niets hebben.