In de trein van Brixen naar Merano zit een groepje scholieren elkaar Engels te overhoren. Het Engels, het moderne Latijn, heeft vooralsnog voor weinig eenheid gezorgd. Het is grijs, regen, de bergen zijn nagenoeg onzichtbaar door de bewolking, maar niet de wijn- en appelgaarden, de boerderijen, de kerkjes. Op het station van Merano is een fototentoonstelling ingericht rond Kafka, die hier ooit kuurde. Hij nam zijn intrek in Gasthof Frau Emma, maar verhuisde al snel naar een kleiner, goedkoper pension genaamd Ottoburg. Ik heb geboekt in de plaatselijke jeugdherberg; vóór covid kon je nog ergens overnachten voor een schappelijke prijs, die tijden zijn zoals bekend voorbij. Leeftijd was geen probleem.
Mijn kamer bevindt zich op de vijfde verdieping. De bedoeling is dat ik mijn nieuwe boek ga corrigeren. Daarin staat een gedicht met de titel ‘De vijfde verdieping’, verwijzend naar Bohumil Hrabal, die de vijfde verdieping vreesde – net als Kafka en een paar anderen – en uiteindelijk van de vijfde verdieping van het Bulovka-ziekenhuis in Praag viel, of zich liet vallen. Tijdens het voeren van de duiven. Jan Arends, deze maand honderd jaar geleden geboren: ook de vijfde verdieping. Elke kamer heeft een land-thema, het mijne is Polen. Ik ken het alleen uit documentaires en verhalen, maar er is geen land dat me op voorhand zo deprimeert als Polen; ben er niet trots op, misschien moet ik er toch eens heen.
De huisregel, zo blijkt nadat ik een biertje soldaat heb gemaakt, is dat er geen alcohol is toegestaan. Deze kamer verdient een goede fles wodka, maar goed. Het is gestopt met regenen, de Passer kolkt, ik voel het leven door mijn aderen stromen: terug in Merano! Bij terugkomst in het jeugdhostel is de lift uitgeschakeld, elke avond vanaf acht uur. Dit begint op een kuur te lijken: geen alcohol, beweging. Wat zullen we hier als ontbijt voorgeschoteld krijgen? Havermoutpap?
De volgende ochtend, zonnig, corrigeren in de Wandelhalle aan de groenblauwe Passer. Hier kregen kuurgasten oorspronkelijk hun kuur. Het is een art-nouveau-bouwwerk van hout en groencrème staal met klimop, paarsrode bloemen ervoor en witte roosjes. Vroeger was er een Kurhaus-orkest, nu spelen er twee zigeuners op viool en accordeon. Voor geluk is niet veel nodig. In de hal schilderijen van Südtiroler landschappen en steden als Bolzano. Aan de muur een buste van een arts en daaromheen stenen met onder anderen Kurt Wolf, ‘Volksschriftsteller’. Vóór de Wandelhalle doen moeders in sportieve outfits oefeningen, de kinderwagens naast hen geparkeerd. Een vrouw met opgestoken krullen leidt de groep. Sport: dé kuur van de eenentwintigste eeuw. Heilzaam? Baby’s krijten, een moeder heeft op een kleedje haar baby met een blauw mutsje die aan het rondscharrelen is. Eeuwige jeugd misschien niet, maar wel een tijdelijke.
’s Avonds wandel ik naar het sterfhuis van Christian Morgenstern in de Via Winkel, de Helioburg, hij was er te gast bij een Pools-Duitse gravin. Er is een gedenksteen: ‘Vitam impendere vero’: leven in dienst van waarheid. Het torentje, de omgeving, hier zou ik ook willen sterven. ‘Ja, Kinder-Spiel ist, was da ist, / das sagt dir jede stille Nacht, / und nur dein tiefes Kind-Sein macht, / dass du noch weiter fröhlich bist.’ De bergen zijn versluierd. De Passer kolkt onverminderd, net als Hollands Maandblad, en is dat niet stiekem onze maandelijkse kuur? Tot ons welzijn, en ons geluk wellicht? – JvdS