Skip to Content

Visserman

Gert-Jan De Ruiter

1.

bij een grote rivier aangekomen

breder dan de Amazone

vraagt hij een oude sjamaan om de overtocht

Alleen als je het goede antwoord weet, zegt hij

Hoeveel erts kan de mens van de maan naar de aarde brengen

voordat dit de loop der hemellichamen uit het lood doet slaan?

Wat voor erts? vraagt hij

Geen idee, weet je, vooruit

ga maar mee naar de overkant

je staat bij me in het krijt

er zullen mensen zijn die jou om een antwoord verlegen zijn

wees voorzichtig, niet iedereen is jouw vriend

2.

aan de overkant ligt een dorp

daar vraagt hij waar zijn vader is

er is niemand die hem kent

Waar wonen de grote filosofen? vraagt hij ten slotte

Domme vraag, zegt niemand

die wonen even verderop in de bomen

dat weet iedereen

3.

al turend in de boomtoppen zoekt hij verder

de stammen reiken hoog en de kruinen hoger

hij struikelt over wortels en keien

hoe wil je anders dan struikelend filosofen vinden?

gelukkig liggen verderop wat bergjes mest

omhoog kijkend, ziet hij hoger dan het korstmos groeit

een uitgemergelde man op een tak, met lendendoek en baard

een appel in zijn handen:

Typisch een filosoof, mompelt hij

Waar is mijn vader?

Dat weet iedereen, zegt de wijsgeer,

die woont wellicht een paar bomen verder

4.

een paar bomen verder roept hij naar iedereen

enkele takken vallen omlaag

in de boomtop ziet hij iemand bewegen

Waar woont iedereen? probeert hij nog eens

een mandje komt omlaag

als het bijna de grond raakt

kijkt hij erin er ligt een briefje in:

Iedereen woont aan de monding van een rivier

want daar komt wie die niets doet

hij doet niets en niets gebeurt er

Help het lot een beetje, schreeuwt de boomfilosoof ten slotte

Loop naar een rivier en ga in het water liggen

zo moeilijk is dat niet

5.

voorbij de vijgenbomen waadde hij steeds dieper in het water

de rivier vroeg: Waarom lig je in mij?

Mijn vader is zoek, zei hij

Verloren vaders vinden is mijn passie, murmelde de rivier

zo liet hij zich meevoeren; zo moeilijk was dat niet

rivierdolfijnen, krokodillen, nijlpaarden

ze lieten hem gaan als familie

Gebeurtenis of geschiedenis, vroeg hij de rivier

Geschiedenis, is het antwoord

Begrensd of afwezig, dacht hij

Afwezig, zong ze loom

Opgaan, overgaan, afgaan, onderdompelen

ondergaan, uitgaan, weggaan

neurieden de beken en andere tantezeggers van dit water

Wie draagt de dood aan?

wie vergezelt hen die tijd en rede verliezen

hieven de bomen aan

Maar waar is iedereen, schreeuwde hij

Elkeen is overal in alles, slisten de waterplanten

als je niets doet daalt met het verval het besef in

geen zangberg maar delta

geen godenspijs maar slib

6.

een grote hand trok hem hardhandig een boot in

Je bent de laatste die ik overzet, siste de veerman

Bedenk dan slimmere raadsels, riep hij

Ken je die mop van de veerman?

Flauw, zei de veerman

soms is één antwoord belangrijker dan een vraag en wie hem stelt en wat het kost

Ga toch vissen, snauwde hij

Vissen? zei de veerman

vissen zal hij